Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Eiser heeft zijn aanvraag op 12 januari 2023 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 12 juli 2023 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser verweerder op 28 juli 2023 in gebreke gesteld en op 16 augustus 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
Eiser verzoekt de rechtbank om te bepalen dat verweerder binnen vier weken alsnog een beslissing op de aanvraag moet nemen, op straffe van een rechterlijke dwangsom. De rechtbank stelt vast dat, gezien de omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging, er reden is om een langere termijn op te leggen dan de standaard twee weken. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om alsnog binnen de gestelde termijn een besluit bekend te maken.