In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Chinese eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 augustus 2022 de aanvraag afgewezen, na een negatief arbeidsmarktadvies van het UWV. Eiseres had een koksboekje overgelegd, maar het UWV concludeerde dat dit koksboekje niet gelijkgesteld kon worden met een diploma van een erkende beroepsonderwijsinstelling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht het advies van het UWV had gevolgd. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris zich moet vergewissen van de zorgvuldigheid van deskundigenadviezen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het UWV-advies te twijfelen. Eiseres had aangevoerd dat zij voldeed aan de voorwaarden van de Wet arbeid vreemdelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten onvoldoende bewijs boden voor haar kwalificaties. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht was en dat eiseres geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.