ECLI:NL:RVS:2016:2659

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
5 oktober 2016
Zaaknummer
201601583/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E. Steendijk
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor kennismigrant

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 18 februari 2016 een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had goedgekeurd. De staatssecretaris had eerder, op 6 maart 2015, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte had afgewezen en dat de vreemdeling recht had op de gevraagde vergunning. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De vreemdeling had een arbeidsovereenkomst als 'commercial manager Asia' en ontving een bruto loon van € 4.166,67 per maand. De staatssecretaris baseerde zijn afwijzing op adviezen van het UWV, die concludeerden dat het overeengekomen loon sterk afweek van het gebruikelijke loon voor vergelijkbare functies. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd waarom de vreemdeling niet had aangetoond dat zij een hbo-werk- en denkniveau had, ondanks haar jarenlange ervaring als sales manager.

In het hoger beroep oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de staatssecretaris de adviezen van het UWV zorgvuldig had meegewogen en dat de rechtbank niet had aangetoond waarom deze adviezen niet geldig waren. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing van de staatssecretaris om de mvv te weigeren werd daarmee bevestigd.

Uitspraak

201601583/1/V1.
Datum uitspraak: 27 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 18 februari 2016 in zaak nr. 15/17390 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 1 september 2015 (hierna: het besluit) heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 18 februari 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd, het bezwaar gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen de gevraagde vergunning (lees: mvv) te verlenen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.M. Groen, advocaat te Amsterdam, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling beoogt verblijf in Nederland als kennismigrant. Zij is met haar werkgever (hierna: de werkgever) overeengekomen dat zij veertig uur per week gaat werken als 'commercial manager Asia' (hierna: de overeengekomen functie) en hiervoor een bruto loon zal ontvangen van € 4.166,67 per maand exclusief vakantiegeld (hierna: het overeengekomen loon). De werkgever is actief in de schroothandel.
2. Ingevolge artikel 3.30a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000), zoals luidend ten tijde van het besluit, kan de staatssecretaris de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verlenen onder een beperking verband houdend met arbeid als kennismigrant aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 1d van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, tenzij het overeengekomen loon naar het oordeel van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sterk afwijkt van het loon dat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige functies gebruikelijk is.
3. De staatssecretaris heeft aan het besluit adviezen van 19 en 25 februari en van 24 augustus 2015 van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) ten grondslag gelegd. Het UWV is hierin tot de conclusie gekomen dat het overeengekomen loon sterk afwijkt van het loon dat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige functies gebruikelijk is.
In het advies van 19 februari 2015 heeft het UWV met behulp van de website www.nationaleberoepengids.nl. een vergelijking gemaakt tussen de overeengekomen functie en twee op die website vermelde functies, te weten de functie van medewerker export, waarvoor het gemiddelde bruto loon volgens die website tussen € 2.000,00 en € 3.000,00 per maand bedraagt, en de functie van exportmanager, waarvoor het gemiddelde bruto loon volgens die website tussen € 3.675,00 en € 6.000,00 per maand bedraagt. Volgens het UWV is de overeengekomen functie het beste te vergelijken met de functie van medewerker export omdat hiervoor, anders dan voor de functie van exportmanager, geen hbo/wo-opleidingsniveau en evenmin leidinggevende kwaliteiten zijn vereist. Volgens het UWV heeft de vreemdeling niet gestaafd dat zij een hbo/wo-opleiding heeft afgerond of een hbo/wo-werk- en denkniveau heeft. Het UWV heeft erop gewezen dat de vreemdeling weliswaar volgens haar curriculum vitae na het afronden van haar middelbare schoolopleiding een vervolgopleiding heeft gevolgd, maar dat zij alleen een diploma heeft overgelegd dat onvertaald is, niet door een Nederlandse instantie gewaardeerd is en een 'high school' diploma lijkt te zijn. Verder heeft het UWV erop gewezen dat de vreemdeling volgens haar curriculum vitae en een door haar overgelegd getuigschrift van een voormalige werkgever zeveneneenhalf jaar als sales manager heeft gewerkt bij een bedrijf in dezelfde branche als de werkgever en dat zij in die functie verantwoordelijk was voor het aangaan en onderhouden van relaties met leveranciers en afnemers en voor de uitvoering, documentatie en de logistiek van de transacties, maar dat de term 'manager' in de benaming van die functie lijkt te duiden op het 'managen van sales' en niet op het leidinggeven aan medewerkers. Ten slotte blijkt uit het profiel van de overeengekomen functie niet dat de vreemdeling leiding gaat geven, aldus het UWV.
In het advies van 25 februari 2015 heeft het UWV gereageerd op een door de vreemdeling gemaakte vergelijking met een ander bedrijf dat volgens haar actief is in dezelfde branche als de werkgever, erkend is als referent en kennismigranten in dienst heeft. Volgens het UWV leidt dit niet tot een andere conclusie. Gelet op de website van het andere bedrijf, is het volgens het UWV ook actief in een andere branche, te weten handel en recycling van papier en plastics. Ook lijkt het andere bedrijf aanzienlijk groter dan de werkgever, aldus het UWV. Verder heeft het UWV medegedeeld dat informatie over de functies en de lonen in het andere bedrijf ontbreekt en dat het UWV niet kan vaststellen of de staatssecretaris aanvragen van het andere bedrijf inwilligt.
In het advies van 24 augustus 2015 heeft het UWV gereageerd op het bezwaarschrift van de vreemdeling. De vreemdeling heeft hierin onder meer betoogd dat leidinggeven volgens de door het UWV toegepaste website nationaleberoepengids.nl geen onderdeel is van de functie van exportmanager en dat zij in de overeengekomen functie leiding gaat geven aan twee werknemers. De overeengekomen functie is dan ook het beste te vergelijken met de functie van exportmanager, aldus de vreemdeling. Het advies van 24 augustus 2015 houdt in dat het overeengekomen loon sterk afwijkt van het loon dat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige functies gebruikelijk is, omdat voor de functie van exportmanager, waarvoor het gemiddelde bruto loon volgens de website www.intermediair.nl € 3.555,00 per maand bedraagt, een opleiding op hbo-niveau is vereist en de vreemdeling niet heeft gestaafd dat zij dit opleidingsniveau of een hbo-werk- en denkniveau heeft.
4. Een advies van het UWV over de vraag of een loon sterk afwijkt van het loon dat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige functies gebruikelijk is, is een deskundigenadvies aan de staatssecretaris voor de uitoefening van diens bevoegdheden. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (uitspraak van 18 december 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK8644) moet de staatssecretaris, indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Awb van vergewissen dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien de staatssecretaris heeft voldaan aan de aldus op hem rustende vergewisplicht, kan een vreemdeling de uitkomst van een dergelijk advies slechts succesvol bestrijden door overlegging van een andersluidend deskundigenadvies.
5. Niet in geschil is dat de vreemdeling niet heeft gestaafd dat zij een hbo/wo-opleiding heeft afgerond. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de vreemdeling, bijvoorbeeld met een getuigschrift van een voormalige werkgever, heeft gestaafd dat zij een hbo-werk- en denkniveau heeft.
6. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zijn standpunt dat de vreemdeling niet heeft gestaafd dat zij een hbo-werk- en denkniveau heeft, onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de onder 3. vermelde adviezen hieraan ten grondslag te leggen. De rechtbank heeft aan haar oordeel ten grondslag gelegd dat uit deze adviezen niet blijkt dat het UWV heeft meegewogen dat de vreemdeling jarenlange ervaring heeft als sales manager, dat zij de branche en de werkgever al langer kende en dat zij in haar vorige functie reeds contact onderhield met haar functievoorganger (hierna: de voorganger), die haar wegens haar jarenlange kennis en ervaring heeft voorgedragen als zijn opvolger.
7. In grief 1 bestrijdt de staatssecretaris deze overweging.
7.1. De staatssecretaris voert terecht aan dat de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom het UWV bij zijn beoordeling had moeten meewegen dat de vreemdeling in haar vorige functie reeds contact onderhield met de voorganger die haar heeft voorgedragen als zijn opvolger, nu niet duidelijk is waarom dit van belang is voor de beoordeling door het UWV of het overeengekomen loon sterk afwijkt van het loon dat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige functies gebruikelijk is.
Verder voert de staatssecretaris terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het UWV de werkervaring van de vreemdeling kenbaar heeft meegewogen. Weliswaar is het UWV in het advies van 24 augustus 2015 niet ingegaan op het betoog dat leidinggeven volgens de door het UWV in het advies van 19 februari 2015 toegepaste website geen onderdeel is van de functie van exportmanager maar nu het UWV evenmin afstand heeft genomen van laatstvermeld advies, begrijpt de Afdeling deze adviezen, in onderlinge samenhang gelezen, aldus dat de vreemdeling volgens het UWV niet heeft gestaafd dat zij een hbo-werk- en denkniveau heeft omdat uit haar werkervaring niet blijkt dat zij leidinggevende kwaliteiten heeft terwijl die kwaliteiten doorgaans wel bij een functie als manager horen en de vreemdeling zelf heeft betoogd dat zij in de overeengekomen functie leiding gaat geven.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de onder 3. vermelde adviezen in zoverre niet zorgvuldig, inzichtelijk of concludent zijn. Nu de vreemdeling geen andersluidend deskundigenadvies heeft ingebracht, heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling niet heeft gestaafd dat zij een hbo-werk- en denkniveau heeft.
De grief slaagt.
8. Reeds omdat grief 1 slaagt, klaagt de staatssecretaris in grief 2 terecht dat de rechtbank ten onrechte met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb opdracht heeft gegeven binnen vier weken na verzending van de uitspraak de vergunning (lees: mvv) te verlenen.
De grief slaagt.
9. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog ongegrond verklaren.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 18 februari 2016 in zaak nr. 15/17390;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. De Keizer
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2016
716.