ECLI:NL:RBDHA:2023:17657
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en teruggeleiding van een minderjarige naar Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [minderjarige01] naar Nederland. De vader, die in Nederland woont, had op 5 juli 2023 een verzoek ingediend om de onmiddellijke terugkeer van zijn kind, dat door de moeder naar Azerbeidzjan was gebracht. De moeder was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij op de juiste wijze was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag uitoefenen over [minderjarige01], die in Nederland is geboren en de Nederlandse nationaliteit heeft. De moeder had toestemming van de vader om met [minderjarige01] naar Azerbeidzjan te reizen, maar heeft nagelaten om op de afgesproken datum terug te keren.
De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd op basis van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank oordeelde dat de overbrenging van [minderjarige01] naar Azerbeidzjan ongeoorloofd was, omdat dit in strijd was met het gezagsrecht van de vader. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van worteling van [minderjarige01] in Azerbeidzjan, aangezien hij daar geen vaste woonplek had en niet naar school ging. De rechtbank heeft daarom besloten dat de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige01] naar Nederland gelast moest worden, met een uiterste datum van 22 september 2023.
De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De proceskosten zijn gecompenseerd, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen twee weken na de uitspraak.