ECLI:NL:RBDHA:2023:17506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
9952198 EJ VERZ 22-79336 / 9952211 EJ VERZ 22-79338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake de opheffing van de vereffening van een nalatenschap met betrekking tot levensverzekeringen als quasi-legaat

Op 1 september 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende de opheffing van de vereffening van een nalatenschap. Het verzoek is ingediend door [naam 1], die optreedt als gevolmachtigde van de erfgenamen van de overleden [erflater]. De procedure begon op 20 juni 2022 met een verzoek om de opheffing van de vereffening, omdat de preferente schulden hoger zijn dan de aanwezige activa. De erfgenamen hebben een uitkering ontvangen uit twee levensverzekeringen die door de erflater zijn afgesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat deze uitkeringen als quasi-legaat moeten worden behandeld, wat betekent dat ze onderhevig zijn aan vermindering en inkorting om de schulden van de nalatenschap te voldoen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de levensverzekeringen als een gift moeten worden aangemerkt, omdat er onvoldoende bewijs is dat de erflater deze heeft afgesloten met de bedoeling de erfgenamen financieel te ondersteunen. De begunstiging van de erfgenamen wordt daarom gelijkgesteld aan een legaat, wat inhoudt dat de waarde van de uitkeringen kan worden verminderd om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De kantonrechter heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie en bewijsstukken te overleggen om te beoordelen of de vermindering van de levensverzekeringen onredelijk zou zijn.

De beslissing om verdere stappen te ondernemen is aangehouden, en verzoeker moet uiterlijk op 1 oktober 2023 de gevraagde informatie indienen. De zaak blijft dus open voor verdere beoordeling, afhankelijk van de ingediende bewijsstukken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV/c
Zaaknrs.: 9952198 EJ VERZ 22-79336
9952211 EJ VERZ 22-79338
1 september 2023
Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:
[naam 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van:
i.
[naam 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
[naam 3] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [woonplaats 2] , [adres] ,
erfgenamen van na te melden nalatenschap,
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Op 20 juni 2022 is op de griffie een verzoek met bijlagen ontvangen, waarin wordt verzocht de opheffing van de vereffening van na te melden nalatenschap te bevelen (artikel 4:209 lid 1 BW). Verder is in dat verzoek aan de kantonrechter meegedeeld dat er sprake is van een negatieve nalatenschap (artikel 4:199 lid 2 BW).
1.2.
In zijn brieven van 30 augustus 2022 en 27 februari 2023 heeft verzoeker nog een toelichting gegeven. Bij de eerstgenoemde brief heeft verzoeker ook nog bijlagen gevoegd.
1.3.
Het verzoek is mondeling behandeld op de zitting van vrijdag 28 juli 2023. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Na deze zitting heeft de kantonrechter nog kennis genomen van het e-mailbericht van verzoeker van 4 augustus 2023.

2.De feiten

2.1.
Op 23 januari 2021 is te [plaats] overleden de heer [erflater] , geboren te Wierden op [geboortedag] 1958 (hierna te noemen: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [woonplaats 3] .
2.2.
Uit de verklaring van erfrecht blijkt dat erflater voor het laatst op 24 juni 2020 bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt en dat erflater daarin tot zijn gezamenlijke erfgenamen heeft benoemd:
voor het 3/4de deel van zijn nalatenschap, zijn zus, [naam 2] ,
voor het 1/4de deel van zijn nalatenschap, zijn neef, [naam 3] .
2.3.
De nalatenschap van erflater is door zijn twee erfgenamen onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard.
2.4.
Erflater heeft in het jaar 1993 en in het jaar 2004 een levensverzekering afgesloten bij Onderlinge 's-Gravenhage (hierna te noemen: de verzekeraar). Hierin is opgenomen dat als erflater vóór 15 april respectievelijk 1 juli 2023 overlijdt, de verzekeraar een bedrag aan de begunstigde(n) van de verzekeringen uitkeert. Nu erflater op het moment van overlijden ongehuwd was en geen kinderen heeft achtergelaten, zijn de erfgenamen voor gelijke delen
de begunstigden van de verzekeringen.
2.5.
Bij brief van 11 juni 2021 heeft de verzekeraar aan (ieder van) de erfgenamen, voor zover van belang, het volgende geschreven:
“Door het overlijden van [erflater] zijn de verzekeringen met polisnummers 9304-0003 en 2408-6435 tot uitkering gekomen. (...)
Lijfrenteverzekering
U bent voor een deel van de uitkering (...) de begunstigde. Omdat deze verzekering is voorzien van een lijfrente-aantekening moet u (…) voor € 37.149,50 een nabestaandenlijfrente aankopen. (...)
Afkoop(...)
Wij zijn wettelijk verplicht de afkoopsom als een lijfrentetermijn aan te merken en 52% loonbelasting op de afkoopsom in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst (inhoudingsplicht verzekeraar). De Belastingdienst brengt daarnaast mogelijk nog maximaal 20% revisierente over de afkoopsom in rekening. De Belastingdienst bepaalt uiteindelijk hoeveel belasting en eventuele revisierente er moet worden betaald. Voor u betekent dit dat er op het uitkeerbaar geworden bedrag van € 37.149,50 een bedrag van € 19.317,74 (52,00%) aan loonheffing wordt ingehouden en wordt afgedragen aan de Belastingdienst.”

3.De beoordeling

3.1.
Verzocht wordt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater te bevelen. Volgens verzoeker is voortzetting van de vereffening niet zinvol, omdat het bedrag van de preferente schulden hoger is dan de aanwezige activa. Omdat in de boedel mogelijk nog te realiseren actief aanwezig is, waarover hierna meer, kan de kantonrechter nog niet op dat verzoek beslissen.
3.2.
Een vereffenaar heeft tot taak de schulden van de nalatenschap te voldoen en, voor zover voor dat doel noodzakelijk, legaten of uitkeringen te verminderen (Hoge Raad 17 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3643). Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen erfgenaam-vereffenaars, executeurs of door de rechtbank benoemde vereffenaars. Die verplichting rust dus ook op (verzoeker als gevolmachtigde van) de erfgenaam-vereffenaars.
3.3.
De erfgenamen hebben een uitkering uit twee door erflater tijdens leven afgesloten levensverzekeringen ontvangen. Terecht merkt verzoeker op dat die uitkering niet valt in de nalatenschap van erflater. Dat betekent echter niet dat begunstigden nooit gehouden kunnen zijn tot vergoeding van de waarde van (een deel van) de uitkering van de verzekeraar als dat noodzakelijk is voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap. In bepaalde gevallen kan die verplichting wel bestaan. De kantonrechter zal hierna bespreken of de begunstigden van de door erflater afgesloten levensverzekeringen (de erfgenamen) in dit geval de waarde van (een deel van) de uitkering aan de boedel moeten vergoeden.
3.4.
Op grond van artikel 4:126 lid 1 BW worden schenkingen of andere giften, die de strekking hebben dat zij pas na het overlijden worden uitgevoerd, voor vermindering en inkorting in beginsel gelijk gesteld met legaten. Op grond van artikel 4:126 lid 2 sub b BW is dit artikel ook van toepassing op een begunstiging bij sommenverzekering. Vast staat dat de levensverzekeringen een sommenverzekering zijn. Daarom moet worden beoordeeld of de begunstiging van de erfgenamen is aan te merken als gift (artikel 4:126 lid 2 sub b BW). Het uitgangspunt is dat de aanwijzing van een begunstigde bij een sommenverzekering als gift wordt aangemerkt, tenzij zij geschiedt ter nakoming van een verbintenis anders dan uit schenking (artikel 7:188 lid 1 BW). Het ligt op de weg van de begunstigde(n) om te stellen dat sprake is van een (natuurlijke) verbintenis.
3.5.
Of de aangewezen begunstiging moet worden aangemerkt als voldoening aan een natuurlijke verbintenis is ook afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de wederzijdse welstand en behoefte van partijen. Daarbij is de situatie op het moment van het verrichten van de prestatie bepalend; het is niet van belang hoe partijen er later financieel blijken voor te staan (Hoge Raad 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9558). Of van een natuurlijke verbintenis sprake is geweest zal naar objectieve maatstaven moeten worden vastgesteld (Gerechtshof Amsterdam 27 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BT8650).
3.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft verzoeker niet aangetoond dat erflater de verzekering enkel heeft afgesloten om de erfgenamen na zijn overlijden meer financiële armslag te geven en verzorgd achter te laten (ter nakoming van een natuurlijke verbintenis) en dat geen sprake is van een gift. De erfgenamen waren niet de eerste begunstigden van de levensverzekeringen. Dat was erflater zelf, daarna zijn eventuele echtgenote en kinderen en daarna pas zijn erfgenamen. Erflater heeft ook pas in juni 2020 voor het eerst een testament opgesteld en daarbij de erfgenamen tot enige erfgenamen benoemd. Dat is pas vele jaren na het afsluiten van de levensverzekeringen. Bovendien heeft erflater bij leven de erfgenamen nooit financiële steun gegeven, terwijl hij daar volgens verzoeker wel voldoende financiële mogelijkheden voor zou hebben gehad. Gelet hierop zijn er onvoldoende aanwijzingen om te oordelen dat de levensverzekeringen niet alleen uit vrijgevigheid richting de erfgenamen zijn afgesloten. Dit betekent dat het ervoor wordt gehouden dat de levensverzekeringen een gift zijn.
3.7.
Omdat de levensverzekeringen als een gift moeten worden aangemerkt vallen deze onder artikel 4:126 lid 2 BW en moeten zij dus op dezelfde manier behandeld worden als een legaat. De begunstiging in de levensverzekeringen wordt in die situatie aangeduid als een quasi-legaat. Het gevolg hiervan is dat de uitkeringen uit de levensverzekeringen wat betreft de regels van vermindering en inkorting gelijk worden gesteld met een legaat. De levensverzekeringen van de erfgenamen komen daarom voor vermindering in aanmerking.
3.8.
De boedel heeft dan ook recht op (een deel van) de waarde van de uitkering van de verzekeraar om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. Een vereffenaar van de nalatenschap moet het quasi-legaat dus verminderen om de schulden van de nalatenschap te kunnen voldoen. Die verplichting rust in dit geval op (verzoeker als gevolmachtigde van) de erfgenaam-vereffenaars.
3.9.
De erfgenamen zijn als begunstigden van de levensverzekeringen op grond van de wet verplicht om mee te werken aan de vermindering van de levensverzekeringen, tenzij dit, alle omstandigheden in aanmerking genomen, onredelijk is (artikel 4:127 BW).
3.10.
Voor de vraag of is voldaan aan het onredelijkheidscriterium is doorslaggevend of de begunstiging een verzorgingskarakter heeft. Van een verzorgingskarakter is niet alleen sprake als erflater met de begunstiging uitdrukkelijk de verzorging van de begunstigden heeft beoogd, maar ook als deze begunstiging in de gegeven omstandigheden noodzakelijk blijkt voor de betaling van de kosten van studie en levensonderhoud van de begunstigden (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juli 2008, ECLI:NL:GHARL:2018:6788).
3.11.
De kantonrechter kan op dit moment nog niet beoordelen of vermindering van de levensverzekeringen onredelijk is. Daarvoor heeft zij behoefte aan aanvullende informatie en bewijsstukken. Verzoeker zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk op 1 oktober 2023 die informatie en bewijsstukken in te dienen. Het gaat in het bijzonder om de volgende informatie en bewijsstukken:
  • bewijsstukken waaruit de daadwerkelijk aan de erfgenamen uitgekeerde bedragen uit de levensverzekeringen blijken;
  • bewijsstukken waaruit blijkt of de Belastingdienst revisierente bij de erfgenamen in rekening heeft gebracht, en als dat het geval is voor welk bedrag;
  • bewijstukken waaruit blijkt dat de aan de erfgenamen verstrekte bijstandsuitkering als gevolg van de ontvangen uitkeringen uit de levensverzekeringen is stopgezet en niet (meer) met terugwerkende kracht kan worden hersteld;
  • een toelichting op eventuele andere inkomsten van de erfgenamen na de uitkering uit de levensverzekeringen;
  • informatie over eventuele andere nadelige financiële gevolgen voor de erfgenamen als gevolg van het ontvangen van de uitkeringen uit de levensverzekeringen (denk bijvoorbeeld aan toeslagen);
  • een overzicht van de uitgaven die de erfgenamen hebben gedaan van de uitkeringen uit de levensverzekering.
3.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
stelt verzoeker in de gelegenheid om uiterlijk op 1 oktober 2023 de onder r.o. 3.11. genoemde informatie en bewijsstukken aan de kantonrechter toe te zenden;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2023.