ECLI:NL:HR:2004:AO9558
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake verdeling van de verkoopopbrengst van onroerende zaak na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw die in 1971 buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd en in 1998 zijn gescheiden. De vrouw heeft de man gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de verdeling van de opbrengst van de verkoop van een onroerende zaak. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen bepaald dat de vrouw recht heeft op een deel van de netto-opbrengst van de verkoop van de onroerende zaak. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen, maar het gerechtshof heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij hij betoogde dat de vrouw geen recht had op de gevorderde bedragen, omdat hij aan een natuurlijke verbintenis jegens haar had voldaan door de kosten van de onroerende zaak te dragen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 oktober 2004 geoordeeld dat het hof de juiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of sprake was van een natuurlijke verbintenis. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht heeft overwogen dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de vrouw hem heeft gedwongen de grond aan haar over te dragen. Ook heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de omstandigheden van het geval, waaronder de wederzijdse welstand en behoefte van partijen, in de beoordeling moeten worden betrokken. De Hoge Raad heeft het principale beroep van de man verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.