ECLI:NL:RBDHA:2023:17425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.21314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vaststelling van tijdelijke bescherming voor Oekraïense eisers

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee Oekraïense eisers tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd vastgesteld dat zij geen recht op tijdelijke bescherming hebben op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het beroep, waaronder de eerdere besluiten van de staatssecretaris en de argumenten van de eisers. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van de eisers en dat de hoorplicht in bezwaar is geschonden. De rechtbank oordeelt dat de eisers 'ontheemd' zijn geraakt door het gewapend conflict in Oekraïne en dat de staatssecretaris niet op goede gronden heeft vastgesteld dat zij geen recht op tijdelijke bescherming hebben. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt een voorlopige voorziening getroffen, zodat de eisers gebruik kunnen blijven maken van gemeentelijke opvangvoorzieningen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten en gelast de vergoeding van het griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21314

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer 1], eiser

[eiseres],V-nummer: [v-nummer 2], eiseres
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.H.E. de Koningh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vaststelling van verweerder dat eisers geen verblijfsrecht in Nederland hebben op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] (hierna ook: de Richtlijn).
1.1
Met het besluit van 23 november 2022 heeft verweerder meegedeeld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
1.2
Met de uitspraak [2] van de voorzieningenrechter van 22 maart 2023 zijn de rechtsgevolgen van het primaire besluit voor de duur van de bezwaarfase geschorst.
1.3
Met het bestreden besluit van 18 juli 2023 heeft verweerder op het bezwaar van eisers beslist en is hij bij het besluit van 23 november 2022 gebleven.
1.4
Eisers hebben beroep (NL23.21314) ingesteld tegen het bestreden besluit bij de rechtbank. Ook in beroep hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL23.21315) te treffen.
1.5
Bij uitspraak [3] van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2023 is dit verzoek in zoverre toegewezen dat eisers tot en met de uitspraak op het beroep gebruik kunnen maken van de gemeentelijke opvangvoorzieningen.
1.6
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, N. Epstein als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de beroepsgronden van eisers en de reactie die verweerder daarop gegeven heeft in het verweerschrift.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eisers hebben beiden de Oekraïense nationaliteit. Na aankomst in Nederland hebben eisers zich in oktober 2022 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Sindsdien hebben zij in de gemeentelijke opvang te [plaats] verbleven en voorzieningen zoals bedoeld in de Richtlijn ontvangen. Op 23 november 2022 hebben eisers zich gemeld bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om een verblijfssticker en een Ontheemden-document (O-document) te verkrijgen, zodat zij gebruik kunnen in Nederland kunnen werken en gebruik kunnen blijven maken van de gemeentelijke opvangvoorziening.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Bij de loketafspraak op 23 november 2022 heeft de IND schriftelijk meegedeeld (het primaire besluit) dat eisers niet in aanmerking komen voor rechtmatig verblijf op grond van de Richtlijn. Redengevend hiervoor is dat eisers het grondgebied van Oekraïne al hebben verlaten voor het peilmoment van 27 november 2021, zoals bedoeld in artikel 3.9, eerste en tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen (VV). Omdat eisers volgens verweerder ook niet onder één van de andere doelgroepen voor tijdelijke bescherming zoals bedoeld in het VV vallen, heeft verweerder geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren in beroep – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft in de eerste plaats een te strikte uitleg gegeven aan het peilmoment van 27 november 2021. Eisers zijn wel degelijk ontheemd geraakt door het gewapend conflict in 2022 en het enkele feit dat eisers vanaf 2021 voor werk in Polen hebben verbleven, mag niet allesbepalend zijn voor toepassing van de Richtlijn. Een dergelijk stringente uitleg van de Richtlijn doet afbreuk aan het doel en nuttig effect van de Richtlijn en is bovendien in strijd met grondrechten en het evenredigheidsbeginsel. Ten tweede heeft verweerder - in weerwil van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 maart 2023 - onvoldoende onderzoek gedaan naar het verblijf van eisers in Polen dan wel Oekraïne in de periode rondom het peilmoment. Eisers verbleven steeds slechts kortere periodes in Polen voor werk en hebben zich nooit uitgeschreven in Oekraïne. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht in bezwaar geschonden. Omdat het hier gaat om toepassing van nieuwe regelgeving waarbij nog veel onduidelijkheden bestaan en bovendien onvoldoende rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eisers, had het op de weg van verweerder gelegen om met een hoorzitting nader onderzoek te doen naar de voor de toepassing van de Richtlijn relevante feiten en omstandigheden en de persoonlijke situatie van eisers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eisers in deze zaak gelijk en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Voorop gesteld is dat het doel van de Richtlijn is om de lidstaten van de Europese Unie in staat te stellen om een massale toestroom van derdelanders die ‘ontheemd’ zijn te kunnen reguleren. Om te bepalen of derdelanders met de Oekraïense nationaliteit, zoals eisers, in aanmerking kunnen komen voor tijdelijke bescherming onder de Richtlijn, dient dus beoordeeld te worden of deze derdelanders ‘ontheemd’ geraakt zijn ten gevolge van gewapend conflict in Oekraïne. Bij de beoordeling van het criterium ‘ontheemd’ gaat het volgens de rechtbank om de vraag of eisers door het conflict het centrum van hun persoonlijke en sociale belangen zijn kwijtgeraakt. Anders gezegd:
zijn eisers ‘hun thuis’ kwijtgeraakt?Dat is een andere vraag dan: Waren eisers nog eigenaar van een huis in Oekraïne? Waar stonden eisers ingeschreven? Voelen eisers zich nog Oekraïner of verbonden met Oekraïne? Hebben zij nog familie in Oekraïne? Ook is niet bepalend of inmiddels hun verblijfsrecht in een ander land is beëindigd. Al deze vragen zijn mogelijk relevant, maar niet doorslaggevend bij het bepalen of iemand ‘ontheemd’ is als gevolg van het gewapend conflict in Oekraïne. Het gaat uiteindelijk om de vraag waar het duurzame centrum van eisers persoonlijke en sociale belangen was ten tijde van het uitbreken van het gewapend conflict en dus of zij dit zijn kwijtgeraakt als gevolg van dit conflict.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de vraag of je ‘je thuis’ bent kwijtgeraakt een kwestie van feitelijke aard betreft, die beoordeeld dient te worden aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verweerder dient deze relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken, door eisers in de gelegenheid te stellen deze feiten tijdens een hoorzitting naar voren te brengen. Daarbij mocht verweerder niet volstaan met het stellen van enkele vragen aan het IND-loket, het controleren van in- en uitreisstempels in de paspoorten van eisers en het toesturen van een schriftelijke vragenlijst die zich hoofdzakelijk richt op het nader specificeren van het verblijf rondom het peilmoment. Bij de beoordeling van het criterium ‘ontheemd’ dient verweerder zich in te spannen om alle relevante feiten en omstandigheden te inventariseren en vervolgens in onderlinge samenhang met elkaar te wegen. Gelet op het zeer summier gemotiveerde primaire besluit, het beperkte onderzoek dat verweerder bij de beoordeling van het bezwaar heeft uitgevoerd en het feit dat de jurisprudentie op dit punt nog niet is uitgekristalliseerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval aanleiding had moeten zien om een hoorzitting met eisers in bezwaar te houden. Een hoorzitting had eisers in de gelegenheid gesteld hun standpunten in persoon nader toe te kunnen lichten en zo nodig met stukken te onderbouwen, zodat verweerder over alle relevante informatie beschikt om op zorgvuldige wijze een besluit te nemen en deze deugdelijk te kunnen motiveren. De rechtbank vindt in dit oordeel aansluiting bij de rechtspraak [4] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter (hierna: de Afdeling) over de hoorplicht in vreemdelingenzaken. Uit deze rechtspraak volgt dat in gevallen waarin verweerder een ruime beslissingsruimte heeft en de beoordeling sterk afhangt van de feitelijke situatie van de vreemdeling, verweerder vaker dient over te gaan tot het houden van een hoorzitting in bezwaar. Bovendien onderstreept de Afdeling in zijn uitspraak dat de hoorplicht ertoe dient om eisers in de gelegenheid te stellen om in persoon hun verhaal te kunnen doen. Gelet op het al voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet op het bezwaar van eisers had mogen beslissen zonder het houden van een hoorzitting. Het bestreden besluit is daarom in strijd met de hoorplicht in bezwaar, zoals bedoeld in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Gelet op de ruime beslissingsruimte bij verweerder en de summiere informatie die tot nu toe beschikbaar is over de situatie van eisers, ziet de rechtbank geen aanleiding om het geschil finaal te beslechten. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen om - na het houden van een hoorzitting met eisers en met inachtneming van alle op dat moment bij verweerder bekende feiten en omstandigheden - opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen. In de al eerder door eisers gevraagde en verkregen voorlopige voorzieningen, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid van de Awb een voorlopige voorziening te treffen, zodat eisers tot vier weken na het opnieuw te nemen besluit op bezwaar gebruik kunnen blijven maken van de gemeentelijke opvangvoorzieningen en de verstrekkingen zoals bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke bescherming.
8. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2023 worden deze proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag aan de gemachtigde van eisers te betalen.
9. Verweerder dient op grond van artikel 8:74, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook het betaalde griffierecht van €184,- aan eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- treft, met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid van de Awb, een voorlopige voorziening, die ertoe strekt dat eisers vanaf heden tot en met vier weken na het opnieuw te nemen besluit op bezwaar gebruik kunnen maken van de opvangvoorzieningen en verstrekkingen zoals bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke bescherming;
- veroordeeld verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.674,-;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van €184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 maart 2023, zaaknummer AWB 23/683, deze uitspraak is niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.
3.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12248.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.