ECLI:NL:RBDHA:2023:17416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL22.4353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een mvv-aanvraag voor gezinshereniging en toetsing aan artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, die de Syrische nationaliteit heeft en gehuwd is met een Nederlandse referent, heeft samen met haar minderjarige dochter een aanvraag ingediend voor regulier verblijf in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de middelen van bestaan van de referent niet duurzaam zijn en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eiseres en referent uitviel.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte het middelenvereiste heeft tegengeworpen en onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de belangen van haar minderjarige dochter. Tijdens de zitting werd verwezen naar eerdere uitspraken van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter, die benadrukken dat bij de beoordeling van een mvv-aanvraag voor gezinshereniging niet kan worden afgezien van toetsing aan artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank oordeelt dat verweerder in dit geval had moeten toetsen aan de voorwaarden van artikel 17 van de richtlijn, en dat het bestreden besluit om deze reden voor vernietiging in aanmerking komt.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van gezinshereniging en de noodzaak voor verweerder om alle relevante richtlijnen en jurisprudentie in acht te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4353

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], mede namens haar minderjarige dochter, eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Nizamoeddin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.H.E. de Koningh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf bij familie- of gezinslid’.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 23 maart 2021 (primaire besluit) afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 17 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt in deze uitspraak over de vraag of verweerder op goede gronden een mvv aan eiseres geweigerd heeft. De rechtbank maakt deze beoordeling aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en het verhandelde ter zitting.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1992 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiseres is gehuwd met [naam 1] (referent), die over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Eiseres en referent hebben een minderjarige dochter, genaamd [naam 2], geboren op [geboortedag 2] 2018 en van de Syrische nationaliteit. Eiseres en haar minderjarige dochter wonen momenteel in Frankrijk en wensen regulier verblijf in Nederland als gezinsleden van referent.
Wat heeft verweerder besloten?
4. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gehandhaafd, omdat de middelen van bestaan van referent niet duurzaam zijn en de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [1] in het nadeel van eiseres en referent is uitgevallen.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres heeft in het beroepschrift ten eerste aangevoerd dat verweerder het middelenvereiste ten onrechte heeft tegengeworpen, omdat ten onrechte wordt aangenomen dat in de toekomst (wederom) een beroep op de openbare kas zal worden gedaan. Ten tweede heeft verweerder in zijn belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM onvoldoende gewicht toegekend aan de belangen van het kind. Nu uit de in beroep overgelegde stukken blijkt dat eiseres momenteel zwanger is en de minderjarige dochter medische klachten heeft, is het duidelijk dat eiseres niet meer in staat is om alleen de zorgtaken voor haar dochter te dragen. De overkomst van eiseres en haar dochter naar Nederland is dan ook gewenst, zodat referent ook kan bijdragen in de zorgtaken. Ook is in beroep een nieuwe arbeidsovereenkomst overgelegd van referent.
5.1
Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres - ter aanvulling van de beroepsgronden - gewezen op een recente uitspraak [2] van de zittingsplaats Utrecht. In deze uitspraak is toepassing gegeven aan een eerdere uitspraak [3] van de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter, die bepaald heeft dat bij de beoordeling van een mvv-aanvraag voor de gezinshereniging tussen huwelijkspartners niet kan afgezien worden van toetsing aan artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn [4] (afgekort: Gri), met de enkele reden dat verweerder al een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM heeft gemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting betoogd dat hier sprake is van vergelijkbare gevallen en dat verweerder in het hier bestreden besluit om die reden ook niet van toetsing aan artikel 17 van de Gri mocht afzien. Nu deze toetsing aan de Gri ontbreekt, komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
5.2
Verweerder heeft op de zitting primair betoogd dat - nu eiseres zich eerst ter zitting op deze uitspraken heeft beroepen - verweerder niet eerder kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van deze uitspraken en de toepasselijkheid daarvan op deze zaak. Een beroep op deze uitspraken is daarom in strijd met de goede procesorde en om die reden heeft verweerder verzocht om de aangevoerde uitspraken primair buiten beschouwing te laten. Subsidiair heeft verweerder verzocht om schorsing van het onderzoek ter zitting en na de zitting een nader schriftelijk standpunt in te mogen innemen over deze nieuw aangevoerde beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt ten eerste vast dat het in deze zaak gaat om een mvv-aanvraag die ertoe strekt om eiseres en referent als kerngezinsleden (echtgenoten) met elkaar te herenigen. Daarbij is niet in geschil dat eiseres en referent met elkaar gehuwd zijn, dat zij beiden het ouderlijke gezag over hun minderjarige dochter hebben en dat er sprake is van gezinsleven tussen eiser, referente en hun minderjarige dochter als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Ook niet in geschil is dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet getoetst heeft aan de voorwaarden van artikel 17 van de Gri.
6.1
Gelet op deze vaststaande feiten en de relevante familieomstandigheden die door eiseres in bezwaar kenbaar zijn gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het onderhavige geval aanleiding had moeten zien om de aanvraag van eiseres aan de voorwaarden van artikel 17 Gri te toetsen. De rechtbank is van oordeel dat de gezinsomstandigheden van eiseres en haar dochter al geruime tijd bij verweerder bekend zijn en dat verweerder bekend geacht mocht worden met de door eiseres aangehaalde jurisprudentie. Daarbij is op de zitting bovendien ook tijd geboden aan de gemachtigde van verweerder om zich te beraden op een namens verweerder in te nemen standpunt hieromtrent. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om deze beroepsgrond wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
6.2
Nu in het bestreden besluit niet is getoetst aan artikel 17 van de Gri, is er sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en zal verweerder daarbij niet alsnog gelegenheid bieden het motiveringsgebrek hangende beroep te herstellen door het innemen van een nader schriftelijk standpunt. Eiseres heeft belang bij een volledige heroverweging van haar bezwaar, alleen al omdat referent op dit moment mogelijk wél voldoet aan het middelenvereiste. Het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder zal opnieuw op het bezwaar van eiser moeten beslissen, met inachtneming van de feiten en omstandigheden van dat moment.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden zoals die op dat moment gelden.
8. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2023 worden deze proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag aan de gemachtigde van eisers te betalen.
9. Verweerder dient op grond van artikel 8:74, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook het betaalde griffierecht van €184,- aan eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeeld verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €1.674,-;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van €184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht van 22 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13129, rechtsoverwegingen 5 tot en met 7.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:27, rechtsoverweging 2.1.
4.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.