ECLI:NL:RBDHA:2023:13129
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging voorlopig verblijf en gezinshereniging in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, had een aanvraag ingediend op 19 augustus 2021 om een mvv te verkrijgen met als doel verblijf bij haar echtgenoot, die als referent fungeert. De aanvraag werd afgewezen op 17 februari 2022, en het bezwaar daartegen werd op 31 maart 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 heeft eiseres betoogd dat de Staatssecretaris een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd en dat de belangenafweging niet correct is uitgevoerd. Eiseres stelde dat de toets onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet gelijkgesteld kan worden aan de toets onder artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn (Gri). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet had mogen verwijzen naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar dat de uitspraak van 5 januari 2023 bepalend is voor de beoordeling van de zaak.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris het recht onjuist heeft toegepast door niet de vereiste belangenafweging te maken zoals voorgeschreven in artikel 17 van de Gri. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres en het vergoeden van het griffierecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 22 augustus 2023.