4.3De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier blijkt dat door het Team Openbare Orde Inlichtingen van de Eenheid Midden Nederland (hierna: TOOI) op 12 oktober 2021 wordt gemeld dat er informatie is binnengekomen dat – kort gezegd – [de milieuorganisaties] op 13 oktober 2021 rond 11:15 uur de tunnelbak van de Utrechtsebaan onder [adres] wil blokkeren. Hierbij zou gebruik gemaakt worden van twee busjes en meerdere personenauto’s. Voorafgaand daaraan zal op het parkeerterrein van het winkelcentrum van [adres] worden verzameld.
Op 13 oktober 2021 rond 10:50 ziet een verbalisant twee mensen met camera die zich bevinden op het trottoir van de overkapping boven de Utrechtsebaan. Desgevraagd geeft een van de mannen aan dat ze een item maken voor [de milieuorganisaties] en dat mogelijk een blokkade in de Utrechtsebaan zal plaatsvinden.
Op basis van de TOOI informatie wordt door de politie – naar de rechtbank begrijpt op 13 oktober 2021 – een groep [de milieuorganisaties] demonstranten gelokaliseerd bij een [adres] . Daar wordt gezien dat deze groep met vier voertuigen was. De officier van justitie heeft goed gevonden dat deze voertuigen , zodra ze zouden gaan rijden , zouden worden aangehouden voordat ze de A12 hadden bereikt.
Twee busjes en twee personenauto’s zijn vervolgens op 13 oktober 2021 omstreeks 11:25 uur op de kruising van [adres] met [adres] te Den Haag tot stilstand gebracht.
Verdachte was de bestuurder van de personenauto met kenteken [kenteken] .Hij is samen met – in totaal – 20 anderen (waaronder 2 journalisten) aangehouden op grond van de verdenking van een poging tot dan wel voorbereidingshandelingen van artikel 162 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
In de kofferbak van de auto van verdachte [verdachte] is een geel mapje met de planvorming van de blokkade “ [naam] ” aangetroffen en flyers met het logo van [de milieuorganisaties] .Ook wordt in deze auto , evenals in twee van de andere voertuigen , spandoeken met leuzen aangetroffen.
Ernstige vormverzuimen?
Volgens de verdediging is de politie met deze aanhouding buiten haar boekje gegaan. Op grond van het bepaalde in de WOM heeft alleen de burgemeester van Den Haag de bevoegdheid een manifestatie/demonstratie te verbieden of te beëindigen , aldus de verdediging. Uit niets blijkt dat de burgemeester de demonstratie had verboden. Ook blijkt niet dat de politie voorafgaand aan het ingrijpen contact heeft gehad met de burgemeester. De politie was daarom niet bevoegd het voertuig van de verdachte tot stilstand te brengen , hem en de mede demonstranten aan te houden , de kofferbak van het voertuig van de verdachte ( [verdachte] ) te openen en het draaiboek in beslag te nemen.
Dit alles levert ernstige vormverzuimen op en de verdachte is als gevolg daarvan ernstig in zijn belang geschaad. Niet alleen is hij van zijn vrijheid beroofd , ook is hem op onrechtmatige wijze het recht op vrijheid van meningsuiting en demonstratie ontnomen. Dit alles dient , aldus de verdediging , te leiden tot uitsluiting van – zo begrijpt de rechtbank – al het bewijs in het dossier.
Dit verweer wordt verworpen. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 5 van de WOM is bepaald dat de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving van een manifestatie , voorschriften of beperkingen kan stellen of een verbod kan geven. In artikel 7 is bepaald dat de burgemeester de opdracht kan geven de manifestatie terstond te beëindigen en uiteen te doen gaan. Die bevoegdheid tot directe beëindiging heeft de burgemeester ook als het gaat om een manifestatie die niet is aangemeld.
Vast staat dat [de milieuorganisaties] aan de burgemeester geen kennisgeving van de voorgenomen blokkade van de Utrechtsebaan heeft gedaan. Vast staat verder dat er nog geen sprake was van een daadwerkelijke blokkade van de Utrechtsebaan zodat een situatie als bedoeld in artikel 7 van de WOM ook nog niet aan de orde was.
Op basis van de TOOI informatie in combinatie met de hiervoor vermelde waarnemingen op 13 oktober 2021 , was die dag rond 11:00 uur naar het oordeel van de rechtbank sprake van een gerechtvaardigde verdenking dat de verdachten en hun voertuigen op weg waren naar de Utrechtsebaan om die daadwerkelijk te gaan blokkeren. Onder deze omstandigheden is sprake van een verdenking van voorbereidingshandelingen van artikel 162 Sr.
Nu het gaat om de voorgenomen blokkade van een van de belangrijkste toegangswegen naar het centrum van Den Haag , was , in het kader van de openbare orde , direct ingrijpen om die situatie te voorkomen gerechtvaardigd. Het tot stilstand brengen van de voertuigen en de aanhouding van de verdachten vlak voordat zij de A12 op zouden rijden op weg naar de Utrechtsebaan is daarom niet onrechtmatig. Er was sprake van ontdekking op heterdaad zodat de politie op basis van het bepaalde in artikel 96b Sv bevoegd was de kofferbak van het voertuig van de verdachte ( [verdachte] ) te doorzoeken. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om welk stuk dan ook uit te sluiten van het bewijs.
In dit verband overweegt de rechtbank ten overvloede dat uit de “ [naam] ” blijkt dat het ging om een heimelijke actie en dat er bewust voor is gekozen geen kennisgeving in de zin van artikel 5 WOM te doen. De verdachte en de anderen wilde ongezien en ongehinderd op de Utrechtsebaan komen om de blokkade op te kunnen werpen en zo de autoriteiten voor een voldongen feit te zetten. Daarom ook wordt in het draaiboek aangegeven dat in de voertuigen geen opvallende kleding moet worden gedragen want “we willen niet dat we toevallig naast een politie-auto voor het stoplicht staan.”
Tenlastelegging onvolledig?
De verdediging heeft aangevoerd dat de tenlastelegging niet alle essentiële bestanddelen bevat van artikel 162 Sr. Een wegversperring is pas strafbaar als daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is. Dit bestanddeel is niet ten laste gelegd en alleen al daarom kan een eventuele bewezenverklaring niet tot een veroordeling leiden.
Dit verweer wordt verworpen. Aan de verdachte worden strafbare voorbereidingshandelingen van het misdrijf van artikel 162 Sr ten laste gelegd. Bewezen moet worden dat het gaat om handelingen die bestemd zijn om dat misdrijf te begaan. In die situatie kan in de tenlastelegging worden volstaan met een korte omschrijving van dit beoogde doel (het opzettelijk versperren van een landweg).
Opzet op versperren?
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verdachte en de medeverdachten geen opzet hadden op het versperren van een landweg in de zin van artikel 162 Sr. Als zij hun voornemen hadden kunnen voltooien , zou het voor auto’s niet geheel onmogelijk zijn om over de weg te rijden.
Dit verweer kan de rechtbank niet volgen. Uit het draaiboek blijkt zonneklaar dat beoogd werd op de Utrechtsebaan bij het [adres] de toegang naar de stad volledig te blokkeren en te bezetten. Daarmee was het voor achterop komende auto’s onmogelijk om ondanks die blokkade hun weg te kunnen vervolgen.
Dreigend gevaar voor het verkeer?
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat geen sprake was van dreigend gevaar voor de veiligheid van het verkeer omdat diverse voorzorgsmaatregelen waren getroffen voor een goed en veilig verloop van de blokkade. Zo is in het draaiboek aangegeven dat het afremmen en uiteindelijk tot stilstand komen zo geleidelijk mogelijk moet gebeuren , dat een tekstkar op de vluchtstrook wordt gezet met de tekst “langzaam rijdend verkeer” en dat er een noodauto aanwezig is om in geval van nood mensen die vast zaten in de blokkade naar hun bestemming te rijden. Ook zijn er mensen met een de-escalatiefunctie aanwezig om eventuele boze automobilisten te kunnen informeren. Voorts wijst de verdediging erop dat uit de blokkades die na 13 oktober 2021 hebben plaatsgevonden , blijkt dat blokkadeacties van [de milieuorganisaties] veilig verlopen.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat artikel 162 Sr een zogenaamd abstract gevaarzettingsdelict betreft. Er hoeft niet daadwerkelijk gevaar voor de veiligheid van het verkeer te zijn maar dergelijk gevaar moet ten tijde van de versperring naar ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Het is verder niet vereist dat het om levensgevaar of gevaar voor (ernstig) letsel gaat , want het kan ook gaan om gevaar voor schade aan voertuigen. De rechtbank constateert dat de verdachte en medeverdachten dit gevaar hebben onderkend. In het draaiboek wordt aangegeven dat het belangrijkste is dat ongelukken worden voorkomen en dat het gevaar zo beperkt mogelijk moet worden gehouden.
Zoals hiervoor al overwogen gaat het hier om een van de belangrijkste toegangswegen naar het centrum van Den Haag. Voorzienbaar is dat een blokkade van deze toegangsweg een verkeersinfarct veroorzaakt in de omgeving van Den Haag. Er zal sprake zijn van lange files niet alleen op de Utrechtsebaan zelf , maar ook op de wegen rond Den Haag zal het vastlopen. Dit is ook gebleken bij de blokkade door [de milieuorganisaties] van de Utrechtsebaan op 26 november 2022.Onder verwijzing naar openbare informatie van het SWOV (Nationaal wetenschappelijk instituut voor verkeersveiligheidsonderzoek) heeft de officier van justitie aangevoerd dat files over het algemeen leiden tot een afname van letselernst maar dat wel sprake is van een toename van het aantal ongevallen , met name kop/staart botsingen. De rechtbank is van oordeel dat dit gevaar naar algemene ervaringsregels daadwerkelijk voorzienbaar is. De voorzorgsmaatregelen die de verdachte voornemens was te treffen ondervangen dit gevaar niet.
Het geleidelijk afremmen voordat tot stilstand wordt gekomen zal net als de genoemde tekstkar namelijk slechts in aanvang en zeer beperkt het gevaar kunnen ondervangen. De rechtbank vermag verder niet inzien hoe de bedoelde noodauto ingeval van nood bij een bestuurder die ergens vast staat in de file een adequate oplossing zou kunnen bieden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorgenomen blokkade van de Utrechtsebaan voorzienbaar te duchten gevaar voor de verkeersveiligheid als bedoeld in artikel 162 Sr oplevert.
Voorbereidingshandelingen?
De verdediging heeft betwist dat de verdachte samen met anderen de voertuigen en het draaiboek met een misdadig doel voorhanden heeft gehad. Voorts is aangevoerd dat het draaiboek alleen in zijn voertuig is aangetroffen.
Ook dit verweer wordt verworpen. Duidelijk is dat iedereen bekend was met de inhoud van het draaiboek en er naar handelde (verzamelen op het parkeerterrein en gezamenlijk op weg). Daaruit volgt dat de voertuigen bedoeld om daarmee de blokkade op te werpen en de vrije doorgang op de Utrechtsebaan volledig te belemmeren
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 13 oktober 2021 samen met anderen ter voorbereiding van het misdrijf van artikel 162 Sr een draaiboek en vier voertuigen , bestemd om dat misdrijf te begaan , voor handen heeft gehad.