ECLI:NL:RBDHA:2023:17393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.33978
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.D. Kupelian, had eerder een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op 25 april 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. P. Boelhouwer, verlengde deze maatregel op 20 oktober 2023 met maximaal twaalf maanden, omdat eiser niet meewerkte aan zijn terugkeer naar Marokko en de benodigde documentatie ontbrak. De rechtbank heeft op 7 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde via een beeldverbinding aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring rechtmatig heeft verlengd. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en heeft geweigerd om contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er nog steeds zicht is op uitzetting, ondanks de vertraging in de afgifte van de laissez-passer door de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank wijst de beroepsgronden van eiser af, waaronder de stelling dat er geen zicht op uitzetting zou zijn en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend zou handelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33978

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit tot verlenging van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel is opgelegd op 25 april 2023.
1.1.
Bij besluit van 20 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 (het verlengingsbesluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de
gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De verlenging van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het verlengingsbesluit
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4.1.
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor een verlengingsbesluit, zoals neergelegd in artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 [1] is voldaan. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan zijn terugkeer en dat de benodigde documentatie uit een derde land nog ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn terugkeer onnodig heeft vertraagd door niet mee te werken aan het vaststellen van zijn identiteit. Zo blijkt uit het dossier dat eiser geen actieve handelingen heeft verricht in het kader van terugkeer. Eiser heeft geweigerd mee te werken aan een interview en geweigerd contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten voor afgifte van een laissez-passer. Ook heeft eiser op 13 juni 2023 geweigerd gepresenteerd te worden aan de Marokkaanse autoriteiten. De staatssecretaris mag van eiser verwachten dat hij actief meewerkt aan zijn vertrek. Verder stelt de rechtbank vast dat benodigde documentatie nog ontbreekt. De laissez-passer aanvraag van 4 mei 2023 loopt nog steeds.
Heeft de staatssecretaris een belangenafweging gemaakt?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris geen specifieke belangenafweging heeft gemaakt in het verlengingsbesluit. In het verlengingsbesluit staat volgens eiser enkel een standaard formulering en motivering van de gronden die overeenkomt met het eerste besluit, waarbij eiser in bewaring is gesteld. Om die reden is het verlengingsbesluit onrechtmatig.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het verlengingsbesluit van 20 oktober 2023 voldoende is gemotiveerd. Voor zover eiser betoogt dat het verlengingsbesluit enkel een herhaling is van de maatregel van bewaring van 25 april 2023, nu daarin dezelfde gronden worden tegengeworpen, slaagt dit betoog niet. De staatssecretaris heeft opnieuw beoordeeld of er gronden bestaan die het opleggen van de maatregel van bewaring rechtvaardigen en heeft opnieuw een belangenafweging verricht. Dat de uitkomst overeenkomt met de uitkomst van het besluit tot de inbewaringstelling van 25 april 2023, betekent niet dat sprake is van een niet gemotiveerde herhaling van het eerdere besluit. Daarnaast heeft de staatssecretaris de mogelijkheid om een lichter middel op te leggen en het zicht op uitzetting getoetst. De zware en lichte gronden die door de staatssecretaris in het verlengingsbesluit zijn opgenomen, zijn inhoudelijk niet betwist door eiser. Daarom kan nog steeds worden aangenomen dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Daarbij heeft eiser geen zienswijze ingediend naar aanleiding van het voornemen van de staatssecretaris. Verder heeft eiser ook geen belangen aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Ontbreekt zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser betoogt dat hem wordt verweten dat zijn identiteit en nationaliteit niet vast staan. Maar zijn identiteit is reeds vastgesteld door de Marokkaanse autoriteiten. Ook stelt eiser dat hij documenten ter staving van zijn identiteit heeft overgelegd. Desondanks is er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [2] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer het geval zou zijn. De staatssecretaris mag er van uitgaan dat binnen redelijke termijn een laissez-passer wordt afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. De aanvraag dateert van 4 mei 2023. Deze aanvraag loopt nog steeds en er wordt regelmatig gerappelleerd. Op 12 oktober 2023 is voor het laatst gerappelleerd. Dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De staatssecretaris verwijt eiser niet dat zijn identiteit niet vaststaat, maar dat hij onvoldoende heeft meegewerkt om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen. De niet onderbouwde stelling dat eiser documenten heeft overgelegd, doet niet af aan het bestaan van zicht op uitzetting binnen redelijke termijn.
Handelt de staatssecretaris voldoende voortvarend?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt. De laatste handeling dateert van 24 oktober 2023. Eiser betoogt dat de uitzettingshandelingen die de staatssecretaris tot nu toe heeft uitgevoerd, de terugkeer eiser niet hebben bewerkstelligd.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld. De staatssecretaris blijft vertrekgesprekken voeren met eiser. Op 19 oktober 2023 is het laatste vertrekgesprek met eiser gevoerd. Daarnaast heeft de staatssecretaris op 24 oktober 2023 opnieuw aandacht gevraagd voor de zaak van eiser bij het Marokkaanse consulaat in ’s-Hertogenbosch. Daarmee heeft de staatssecretaris voldoende daadwerkelijke uitzettingshandelingen verricht. In aanmerking genomen dat eiser niet actief meewerkt, bestaat er geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de
staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan
de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het verlengingsbesluit niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verlengingsbesluit
rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen.
Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een
proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr.N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Implementatie van artikel 15, vijfde en zesde lid, van de Terugkeerrichtlijn. ABRvS 17 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8390.
2.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.