ECLI:NL:RBDHA:2023:17040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.32873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en terugkeerbesluit in vreemdelingenrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, heeft beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die hem is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 24 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De maatregel van bewaring is rechtmatig opgelegd, omdat aan eiser een terugkeerbesluit is uitgereikt op 16 oktober 2023. Eiser betwist dat het terugkeerbevel aan hem is uitgereikt, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende bewijs heeft geleverd dat het bevel op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank wijst erop dat de zware gronden voor de maatregel, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan het vaststellen van identiteit, feitelijk juist zijn.

De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel is voldaan en komt tot de conclusie dat dit het geval is. Eiser heeft geen aanleiding gegeven om de gronden voor de maatregel onvoldoende te achten. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32873

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 16 oktober 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van eiser (via een beeldverbinding), en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de bewaring onrechtmatig omdat het terugkeerbevel naar Spanje niet aan eiser is uitgereikt?
4. Eiser voert aan dat uit het dossier niet blijkt dat het bevel om terug te keren naar Spanje (terugkeerbevel) aan hem is uitgereikt. Eiser betoogt dat daarom de bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig is en deze opgeheven moet worden.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. Deze maatregel van bewaring kan alleen worden opgelegd indien aan eiser een terugkeerbesluit is uitgevaardigd. Aan eiser is op 16 oktober 2023 een terugkeerbesluit uitgereikt. Het is niet gesteld of gebleken dat de bekendmaking hiervan niet op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Of het terugkeerbevel naar Spanje is uitgereikt is voor deze vraag niet van belang.
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
5. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), [1] als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5.1.
De staatssecretaris heeft de zware grond 3b en de lichte grond 4e op de zitting laten vallen. Deze gronden liggen daarom niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag.
5.2.
Eiser betwist de zware gronden 3a, 3c en 3d, en de lichte grond 4c. De zware grond 3a kan volgens eiser geen stand houden, omdat eiser zich niet hoeft te melden. Hij heeft namelijk een verblijfsvergunning. Ten aanzien van de zware grond 3c voert eiser aan dat het terugkeerbevel niet is ondertekend door eiser en de bevoegde ambtenaar samen. Hierdoor is volgens eiser niet op te maken dat het terugkeerbevel daadwerkelijk aan hem is uitgereikt. Om die reden kan de zware grond 3c geen stand houden. De zware grond 3d kan volgens eiser geen stand houden, omdat hij een verblijfsvergunning heeft in Spanje. Daardoor staan zijn identiteit en nationaliteit vast. Ten aanzien van de lichte grond 4c voert eiser aan dat het niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats een te algemene grond is om tegen te werpen aan asielzoekers. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 september 2012. [2]
5.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Wat eiser aanvoert, geeft geen aanleiding om de gronden van bewaring onvoldoende te achten. De reden hiervoor is dat de zware gronden 3c en 3f feitelijk juist zijn. De zware grond 3c is feitelijk juist. De staatssecretaris heeft op de zitting terecht opgemerkt dat op het terugkeerbevel van 23 augustus 2023 onderaan pagina 2 staat dat het afschrift onmiddellijk is uitgereikt aan eiser en dat het bevel is opgemaakt op ambtseed. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit aan eiser is uitgereikt. De staatssecretaris heeft verder op de zitting terecht toegelicht dat ondertekening van het terugkeerbevel door eiser geen vereiste is en dat op ambtseed is verklaard dat dit besluit is uitgereikt. De zware grond 3f is juist, omdat eiser zijn Marokkaanse paspoort en zijn Spaanse werkvergunning bij een vriend in Spanje heeft liggen. Eiser heeft dat zelf verklaard in het gehoor voorafgaand aan zijn inbewaringstelling op 16 oktober 2023. Het achterlaten van een paspoort en werkvergunning is een actieve handeling waarmee eiser zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- en identiteitsdocumenten. Eiser heeft de feitelijke juistheid van de zware grond 3f bovendien niet betwist. Omdat de zware gronden 3c en 3f feitelijk juist zijn, zijn deze voldoende als grondslag voor de maatregel van bewaring. [3] De rechtbank beoordeelt daarom de beroepsgronden die zijn aangevoerd tegen de overige aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?6. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.In het bijzonder artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb 2000.
2.ABRvS 20 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8721.
3.Zie ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
4.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.