ECLI:NL:RBDHA:2023:16885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.29350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 november 2023, wordt het beroep van eiser, een asielzoeker, behandeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft in februari 2020 een asielaanvraag ingediend, die op 19 maart 2020 in de nationale procedure is opgenomen. Na afwijzing van deze aanvraag op 16 juli 2021, heeft de rechtbank op 5 oktober 2022 het besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, verweerder heeft tot op heden geen nieuw besluit genomen, wat aanleiding geeft voor eiser om beroep in te stellen.

De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven door de Vreemdelingenwet, op 5 april 2023 is verstreken. Daarnaast is de termijn van 21 maanden, zoals vastgelegd in de Procedurerichtlijn, op 19 december 2022 verstreken. De rechtbank stelt vast dat verweerder in gebreke is gebleven en dat het beroep van eiser gegrond is. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500.

Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29350

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 5 oktober 2022. [1] In die uitspraak staat dat verweerder opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat nog niet heeft gedaan.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2. Eiser heeft op 5 februari 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Deze aanvraag is op 19 maart 2020 opgenomen in de nationale procedure. Nadat deze aanvraag op 16 juli 2021 was afgewezen, heeft deze rechtbank en zittingsplaats op 5 oktober 2022 dit besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft daarbij geen nieuwe termijn gesteld. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw bedraagt de nadere beslistermijn in dat geval zes maanden. Deze termijn is verlopen op 5 april 2023.
3. Op grond van artikel 31, vijfde lid van de Procedurerichtlijn [2] moet de behandelingsprocedure in elk geval afgerond zijn binnen een termijn van 21 maanden na de indiening van het verzoek. Gerekend vanaf de datum waarop de aanvraag in de nationale procedure is opgenomen is deze termijn afgelopen op 19 december 2022. In deze omstandigheid oordeelt de rechtbank dat de beslistermijn met toepassing van de WBV 2022/22 [3] niet met negen maanden kon worden verlengd.
4. Verweerder heeft niet opnieuw een besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft verweerder op 29 augustus 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit.
6. Op grond van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 [4] houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijk termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van een andere beslistermijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter stelt dus geen nadere beslistermijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan.
7. Nu verweerder in deze zaak al onderzoek heeft gedaan en een voornemen heeft uitgebracht, zal de rechtbank bepalen dat verweerder nu binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden zijn besluit aan eiser bekendmaakt.
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 [5] volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND onverbindend is voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter ook in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat verweerder binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
9. De rechtbank zal om deze reden bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 - bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zaak NL21.12648, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBDHA:2022:10380.
2.Richtlijn 2013/32/EU van 26 juni 2013.
3.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.