ECLI:NL:RBDHA:2023:16821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking door huurder met betrekking tot onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiseres, huurder van een appartement, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking die de waarde van de woning op € 121.000 had vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 106.000. Ze voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht had gegeven in de waardering van de objectonderdelen en dat er geen correcties waren toegepast voor de onderhoudsreserve van de vereniging van eigenaren. Daarnaast stelde eiseres dat de ligging van de woning nabij het spoor en de slechte geluid- en temperatuurbeheersing niet waren meegewogen in de waardering.

De rechtbank oordeelde dat eiseres geen materieel belang had bij de vastgestelde WOZ-waarde, omdat zij huurder was en niet kon onderbouwen dat zij financieel nadeel ondervond van de vastgestelde waarde. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat het beroep van eiseres de belangen van haar zou beschermen, waardoor niet werd voldaan aan het relativiteitsvereiste. De late indiening van het verweerschrift door de verweerder werd als tardief beschouwd en buiten beschouwing gelaten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder de hoogte van de WOZ-waarde verder te beoordelen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/1752

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zuidplas, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 31 juli 2021 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2020 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 121.000.
Eiseres heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 4 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 1 juli 2023 van verweerder een verweerschrift ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023.
Namens eiseres is verschenen [naam 1] , kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is huurder van de woning. De woning is een appartement. De inhoud van de woning is ongeveer 120 m³ en de gebruiksoppervlakte is ongeveer 39 m².

Geschil2. In geschil is of eiseres een belang heeft bij het instellen van beroep met betrekking tot de WOZ-beschikking, en zo ja, of verweerder de waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld.

3. Eiseres bepleit een waarde van € 106.000. Eiseres heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de afzonderlijke objectonderdelen zijn gewaardeerd en dat bij de verkoopcijfers van de vergelijkingspanden ten onrechte geen correcties heeft toegepast in verband met de onderhoudsreserve van de vereniging van eigenaren (de VvE-reserve). Verder heeft eiseres aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke ligging van de woning nabij het spoor, de slechte geluid- en temperatuurbeheersing omdat het een voormalig kantoorpand betreft en de omstandigheid dat het een studio en geen appartement betreft. Tot slot zijn volgens eiseres de vergelijkingspanden niet bruikbaar nu deze in een andere wijk zijn gelegen.
4. Verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard, omdat eiseres geen belang heeft bij het instellen van het beroep omdat zij een huurder is. Met betrekking tot de waarde stelt verweerder zich op het standpunt dat de waarde van de woning op het juiste bedrag is vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de late indiening van het verweerschrift. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Dit betekent dat de laatste dag waarop nadere stukken tijdig kunnen worden ontvangen, de elfde dag voor de zitting is. De rechtbank heeft per e-mail op zaterdag 1 juli 2023 een verweerschrift van verweerder ontvangen. Het verweerschrift, dat als nader stuk zou moeten worden aangemerkt, is dus tien dagen voor de zitting en daarmee buiten de tiendagentermijn ontvangen. Door de indiening op zaterdag kon dit stuk pas op maandag doorgestuurd worden aan eiseres. Als reden voor het late insturen van het verweerschrift heeft verweerder de personele problemen binnen de gemeente aangevoerd, alsmede het op een laat moment in de procedure inschakelen van een gemachtigde. Dit zijn omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van verweerder komen. De rechtbank heeft hier dan ook aanleiding in gezien om de late indiening van het verweerschrift als zijnde in strijd met de goede procesorde tardief te achten en zal het verweerschrift daarom buiten beschouwing laten.
6. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiseres geen materieel belang heeft bij de vastgestelde WOZ-waarde, omdat zij de woning huurt. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij niet kan onderbouwen dat zij een direct financieel gevolg ondervindt van een wijziging van de onderhavige vastgestelde WOZ-waarde. Dit is de rechtbank ook verder niet gebleken. Gelet daarop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiseres een materieel procesbelang heeft bij wijziging van de WOZ-waarde van haar woning. Daarmee mist haar beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde de strekking om de belangen van eiseres te beschermen en wordt niet voldaan aan het relativiteitsvereiste (artikel 8:69a Algemene wet bestuursrecht). [1] De verwijzing van eiseres ter zitting naar het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020 [2] , maakt dit niet anders. Uit voormeld arrest kan namelijk niet worden afgeleid dat een huurder per definitie een materieel procesbelang bij een WOZ-beschikking heeft.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard. De rechtbank komt niet meer toe aan een beoordeling van de hoogte van de door verweerder voor de woning vastgestelde WOZ-waarde.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. J.G.E. Gieskes, en mr. M.A. Dirks, leden, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9076.