ECLI:NL:RBDHA:2023:16449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.6784 en NL23.6785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin Roemenië: interstatelijk vertrouwensbeginsel, pushbacks, asielprocedure en opvangvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 april 2023 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht, waarbij zij zich beroept op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de situatie in Roemenië, waar zij vreest voor pushbacks en onvoldoende opvang en juridische bijstand.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Roemenië de asielaanvraag van eiseres in overeenstemming met internationale verplichtingen zal behandelen. Eiseres heeft echter niet voldoende concrete aanwijzingen aangedragen dat zij bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de Roemeense autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.6784 (beroep) en NL23.6785 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en verzoekster,hierna: eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter daarbij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de taal Somali is verschenen [de persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 20 augustus 2022 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend bij de Roemeense autoriteiten. Op 1 november 2022 heeft eiseres in Nederland een asielaanvraag ingediend.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000; daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek aanvaard.
De beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Daartoe betoogt zij dat in Roemenië zogeheten ‘pushbacks’ plaatsvinden die ook Dublinclaimanten raken. Verder betoogt zij dat de asielprocedure, opvangfaciliteiten en medische voorzieningen in Roemenië niet aan de daaraan te stellen voorwaarden voldoen. Eiseres is in Roemenië niet in de gelegenheid gesteld om haar asielmotieven naar voren te brengen. Zij heeft ook geen juridische bijstand gehad, geen bezwaren of correcties en aanvullingen kunnen indienen, nadat zij te horen heeft gekregen dat haar asielmotieven niet genoteerd zijn, en geen begrijpelijke tolk gehad. Zij heeft in Roemenië daar ook niet over kunnen klagen en vreest bij terugkeer geen opvang te zullen krijgen. Verweerder dient volgens eiseres daarom individuele garanties ten aanzien van eiseres op te vragen bij de Roemeense autoriteiten. Ter onderbouwing van haar betoog wijst eiseres op een landenrapport van AIDA van 31 mei 2022 [2] en een rapport van KlikAktiv van januari 2023 [3] . Op de zitting heeft eiseres nog gewezen op de uitspraak van deze rechtbank van 3 februari 2023, zaaknummers NL22.24529 en NL22.24530.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Roemenië
4. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan kan uitgaan dat de Roemeense autoriteiten het asielverzoek van eiseres overeenkomstig de internationale verplichtingen zal behandelen. Dat verweerder nog steeds daarvan mag uitgaan is recentelijk door de Afdeling [4] bevestigd. [5] Het vermoeden dat eiseres overeenkomstig de internationale verplichtingen zal worden behandeld is weerlegbaar. Het is aan eiseres om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat zij bij overdracht aan Roemenië, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Roemeense autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM [6] en artikel 4 van het Handvest [7] strijdige behandeling. Daartoe kan zij objectieve informatie over de werking van het asiel- en opvangsysteem in Roemenië overleggen of verklaringen afleggen over haar eigen ervaringen aangaande het asiel- en opvangsysteem in Roemenië. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, pas sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [8] Niet in geschil is dat in Roemenië sprake is van pushbacks en dat pushbacks in hun algemeenheid aangemerkt worden als een fundamentele systeemfout in de asielprocedure die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. [9] In geschil is of deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor de overdracht van Dublinterugkeerders naar Roemenië. Er moet sprake zijn van concrete aanknopingspunten dat ook Dublinclaimanten te maken krijgen met pushbacks. [10] Daarnaast is in geschil of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de asielprocedure en opvangfaciliteiten fundamentele systeemfouten bevatten die de genoemde drempel van zwaarwegendheid bereiken.
Het oordeel van de rechtbank over pushbacks in Roemenië
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Roemenië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan, voor zover eiseres aanvoert dat dat niet kan omdat er in Roemenië pushbacks plaatsvinden. De reden daarvoor is dat uit de rapporten waarnaar eiseres heeft verwezen niet blijkt van concrete aanknopingspunten dat ook Dublinclaimanten in Roemenië te maken krijgen met pushbacks. Uit het AIDA-rapport kan niet worden afgeleid dat Dublinclaimanten na hun overdracht aan Roemenië te maken krijgen met pushbacks of daarmee vergelijkbare uitzettingen, waarbij er geen gelegenheid wordt gegeven om een asielprocedure te doorlopen in Roemenië. Het rapport vermeldt dat de slachtoffers van pushbacks asielzoekers zijn die zich in het grensgebied van Roemenië met Servië bevinden en dat de handelingen erop gericht zijn om te voorkomen dat vluchtelingen Roemenië inreizen. Eiseres bevindt zich niet in een dergelijke situatie. Eiseres zal in het kader van de Dublinverordening, gelet op de inhoud van het claimakkoord, gereguleerd worden overgedragen aan Roemenië, en zal dus niet illegaal de Roemeense buitengrenzen hoeven over te steken. Uit het rapport van KlikAktiv blijkt verder dat de organisatie op de hoogte is van vier Dublinclaimanten die naar Servië zijn uitgezet in een periode van twee jaar, waarvan één persoon, S.A., zijn verhaal met stukken kon ondersteunen. De overige gevallen zijn niet van voldoende concreet bewijs voorzien om te kunnen concluderen dat sprake is van pushbacks van Dublinclaimanten. Ook is onduidelijk of zij al dan niet in de gelegenheid zijn gesteld om in Roemenië een asielwens kenbaar maken. De situatie van de vreemdeling S.A. deed zich verder voor in 2021. Los van de vraag of dat geval voldoende onderbouwd is om te kunnen spreken van een geval waaruit blijkt dat de vreemdeling niet overeenkomstig de internationale verplichtingen is behandeld, is naar het oordeel van de rechtbank één gedocumenteerd geval van meer dan twee jaar geleden onvoldoende om te concluderen dat sprake is van concrete aanknopingspunten voor een structurele tekortkoming (in de vorm van pushbacks) die ook Dublinclaimanten raken. Het betoog van eiseres slaagt niet.
De uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 februari 2023
5.2
De rechtbank merkt ten aanzien van de uitspraak van 3 februari 2023 nog het volgende op. Uit de uitspraak blijkt dat verweerder in het geval van de betreffende vreemdeling onvoldoende had gemotiveerd waarom de in die zaak overgelegde informatie van KlikAktiv niet maakt dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat verweerder dat oordeel – anders dan in deze zaak, waar verweerder zijn oordeel in het bestreden besluit en op de zitting uitgebreid heeft toegelicht – ten onrechte had gebaseerd op het enkele gegeven dat voor hem onduidelijk is hoe KlikAktiv onderzoek doet. Eisers beroep op de zitting op die uitspraak slaagt daarom niet. Daarbij komt dat hoger beroep is ingesteld tegen die uitspraak en die procedure nog aanhangig is.
Het oordeel van de rechtbank over de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Roemenië
5.3
De rechtbank overweegt verder dat uit het door eiseres genoemde rapport van AIDA van 31 mei 2022 niet blijkt dat sprake is van zodanige tekortkomingen in de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen dat moet worden geconcludeerd dat deze aan de overdracht van Dublinclaimanten aan Roemenië in de weg staan. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling eerder heeft geoordeeld dat uit het AIDA-rapport, dat is gepubliceerd op 30 april 2021, volgt dat vreemdelingen die een opvolgende aanvraag indienen in Roemenië geen automatische toegang tot opvang krijgen. [11] Verder volgt hieruit dat de autoriteiten binnen vijf dagen beslissen of de opvolgende aanvraag in behandeling wordt genomen. De vreemdeling mag die dagen op het grondgebied verblijven en krijgt bij de registratie van een nieuwe asielprocedure toegang tot opvang. Bovendien volgt uit het AIDA-rapport van 30 april 2021 dat in Roemenië een verzoek om materiële opvangvoorzieningen kan worden gedaan dat individueel wordt beoordeeld. Dat de vreemdeling vijf dagen geen opvang krijgt, maakt volgens de Afdeling ook niet dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, in de zin van het arrest Jawo, daarom voor Roemenië is bereikt. Naar het oordeel van de rechtbank verschilt het AIDA-rapport van 31 mei 2022 niet wezenlijk van het AIDA-rapport van 30 april 2021. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank ook anderszins geen aanleiding om aan te nemen dat de Roemeense autoriteiten het asielverzoek van eiseres niet op de juiste wijze zullen behandelen. Wat ook verder zij van de stelling van eiseres dat haar asielrelaas niet is vastgelegd, er een algemeen verhaal op papier is gezet waarin vermeld stond dat haar komst naar Roemenië voor werk en niet asiel was, zij bedreigd is met detentie als zij beroep zou instellen tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en zij geen deugdelijke rechtsbijstand, stukken van de asielprocedure of goede tolk heeft gehad, heeft te gelden dat het op de weg van eiseres lag om zich bij voorkomende problemen te beklagen bij de (hogere) autoriteiten in Roemenië. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij heeft getracht daarover te klagen en dit geen soelaas bood of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder in verband daarmee of anderszins garanties moet opvragen bij de Roemeense autoriteiten. Het betoog slaagt niet. De enkele stelling dat het niet mogelijk was om te klagen is onvoldoende voor een ander oordeel.
De slotsom
5.4
De slotsom is dat verweerder ten aanzien van Dublinterugkeerders naar Roemenië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep beslist, is een voorlopige voorziening niet nodig. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.AIDA Country Report: Romania, Update 2021.
3.Formalizing Pushbacks – The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:110.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Zie punten 91-93 van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
9.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042, en 8 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2645.
10.Zie de reeds aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023.
11.Zie de uitspraak van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645.