ECLI:NL:RBDHA:2023:16425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/7672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens gebrek aan gezagsverhouding en verzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, werkzaam als algemeen medewerker bij [bedrijfsnaam 1] B.V., had zich op 28 september 2020 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV wees deze aanvraag af, stellende dat eiseres niet verzekerd was voor de WIA, omdat er onvoldoende bewijs was voor een dienstbetrekking tussen haar en de werkgever. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank heeft beoordeeld of eiseres aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering voldeed, waarbij de focus lag op de vraag of er sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De rechtbank concludeerde dat er geen gezagsverhouding bestond tussen eiseres en haar werkgever, mede door de familierechtelijke relatie. Eiseres had niet aangetoond dat haar echtgenoot, die ook haar werkgever was, haar opdrachten gaf of controle uitoefende op haar werk. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsverhouding in overwegende mate werd beheerst door de familierelatie, wat leidde tot de conclusie dat eiseres niet verzekerd was voor de WIA.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres kreeg geen gelijk, en de rechtbank besliste dat de proceskosten en het griffierecht niet vergoed zouden worden. Deze uitspraak is van belang voor de beoordeling van arbeidsrelaties binnen familierelaties en de vereisten voor een WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7672

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.D. van Alphen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen, omdat eiseres niet verzekerd was voor de WIA.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 1 november 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als algemeen medewerker bij [bedrijfsnaam 1] B.V. Op 28 september 2020 meldde zij zich ziek voor deze werkzaamheden.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering met verkorte wachttijd gedaan. Het UWV heeft de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres verzekerd is voor de WIA. Omdat eiseres niet verzekerd is, kan haar geen WIA-uitkering, zijnde een IVA [1] -uitkering met verkorte wachttijd toegekend worden. Uit de polis administratie blijkt dat eiseres inkomstenverhoudingen heeft met [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V., maar er wordt melding gemaakt van ‘loon of salaris directeuren van een nv/bv, niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen’. Vanuit deze verhoudingen is eiseres niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Pas per 1 januari 2021 is er via de werkgever richting de Belastingdienst aangegeven dat eiseres verzekerd zou zijn voor de werknemersverzekeringen. Verder neemt het UWV aan dat eiseres voor de werkgever niet gelijk staat aan andere personeelsleden, omdat in 2020 over meerdere maanden geen loon is uitbetaald. Eiseres heeft de werkgever hier ook niet op aangesproken. Het UWV heeft in zijn verweerschrift aanvullend aangegeven dat eiseres de echtgenote is van haar werkgever, waardoor de gezagsverhouding in overwegende mate wordt beïnvloed door de familierechtelijk relatie. Eiseres heeft niet onderbouwd of geconcretiseerd dat sprake zou zijn van gezag.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij meent dat zij wel verzekerd is voor de werknemersverzekeringen en aanspraak kan maken op een WIA-uitkering. Eiseres had de persoonlijke verplichting tot het verrichten van arbeid, zij ontving loon en er was sprake van gezag. Op grond van de conclusie van advocaat-generaal (AG) De Bock van 17 juni 2022 [2] stelt eiseres te voldoen aan de voorwaarden om een arbeidsovereenkomst aan te nemen. Het UWV heeft volgens eiseres onvoldoende onderzoek gedaan naar de werksituatie en hecht ten onrechte teveel waarde aan de polis administratie. Eiseres heeft een beschrijving van haar werkzaamheden en werkroosters ingebracht. Eiseres verzoekt om een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de haar toekomende nabetaling.

Wat vindt de rechtbank

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres niet verzekerd is voor de WIA. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
6. Artikel 7, van de Wet WIA bepaalt dat de werknemer verplicht verzekerd is. Wanneer iemand is aan te merken als een werknemer is bepaald in artikel 8, van de Wet WIA in samenhang met artikel 3, van de Ziektewet: de natuurlijke persoon die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat.
7. Nu eiseres een aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering, ligt het in beginsel op haar weg om aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij recht op uitkering heeft. Dit brengt met zich mee dat eiseres aannemelijk dient te maken dat een (privaatrechtelijke) dienstbetrekking bestond tussen haar en de werkgever.
8. Naar vaste rechtspraak [3] moet voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een verplichting tot het betalen van loon en een gezagsverhouding. Voor de toetsing of een rechtsverhouding beantwoordt aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst dient de vraag te worden beantwoord welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Daarbij moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien en dienen niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking te worden genomen die partijen bij het aangaan van hun rechtsverhouding voor ogen stonden, maar moet acht worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en dus daaraan inhoud hebben gegeven. Daarbij is niet één enkel element beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.
9. In het geval van eiseres is sprake van een familierelatie in de arbeidsverhouding.
Sinds de uitspraak van de CRvB van 14 oktober 2015 [4] kan in het geval van een familierelatie niet in het algemeen worden verondersteld dat er van een arbeidsrelatie geen sprake kan zijn. Dit dient in een concreet geval met inachtneming van alle voor het wel of niet aannemen van gezag relevante omstandigheden te worden beoordeeld. Ook bij een dergelijke arbeidsverhouding geldt als maatstaf voor de vraag of sprake is van een gezagsverhouding of gezegd kan worden dat degene die arbeid verricht aan een zeker gezag is onderworpen van de wederpartij en dat laatstgenoemde bevoegd is opdrachten en instructies te geven en om controle uit te oefenen op de voortgang en resultaten van het werk. De familierelatie is wel een element dat mede betrokken dient te worden in de beoordeling.
10. De rechtbank vindt dat de arbeidsverhouding in het geval van eiseres in overwegende mate wordt beheerst door de familierelatie, door het ontbreken van een gezagsverhouding. Er is dus geen sprake van een privaatrechtelijke dienstbetrekking en eiseres is dus niet verzekerd voor de WIA. De rechtbank zal dit uitleggen.
11. In de door eiseres en [bedrijfsnaam 1] B.V. getekende arbeidsovereenkomst van 29 april 2016 is eiseres aangeduid als ‘werknemer’ en [bedrijfsnaam 1] B.V. als ‘werkgever’. Eiseres trad met ingang van 1 mei 2016 in dienst van [bedrijfsnaam 1] B.V., er werd een brutoloon (per uur) overeengekomen, eiseres heeft recht op 8% vakantietoeslag en 24 vakantiedagen en eiseres had op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk wetboek recht op doorbetaling van loon bij ziekte, behoudens uitzonderingen.
12. Met betrekking tot de wijze waarop eiseres en [bedrijfsnaam 1] B.V. uitvoering hebben gegeven aan deze overeenkomst en dus daaraan inhoud hebben gegeven, heeft eiseres niet of nauwelijks feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt van enig werkgeversgezag. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar echtgenoot bevoegd was om haar opdrachten of aanwijzingen te geven of om controle uit te oefenen op de voortgang en de resultaten van haar werk. Zij heeft ook geen concrete voorbeelden genoemd van situaties waaruit blijkt dat zij in de praktijk opdrachten of aanwijzingen van haar echtgenoot ontving of dat haar werk door haar echtgenoot werd gecontroleerd. De rechtbank merkt ten aanzien van de arbeidsovereenkomst op dat geen concrete werkzaamheden of concrete arbeidstijden genoemd worden. Eiseres heeft slechts in algemene zin uiteengezet welke werkzaamheden zij verrichtte en welke tijden zij werkte. De rechtbank kan uit de ingebrachte mutatieformulieren niet afleiden dat eiseres gebonden was aan een werkrooster. Uit deze formulieren volgt alleen dat eiseres een vast aantal uren per week werkte, maar dat leidt niet zonder meer tot de conclusie dat daarmee sprake was van werkgeversgezag. De rechtbank merkt verder op dat uit het aandelenregister blijkt dat de aandelen van [bedrijfsnaam 1] B.V. (later gewijzigd naar [bedrijfsnaam 2] B.V.) sinds 8 augustus 2017 verdeeld zijn tussen A. Kisin (36 aandelen), D. Karnaz (72 aandelen) en eiseres (72 aandelen). Nu eiseres evenveel aandelen bezit als haar echtgenoot, is het gestelde werkgeversgezag daarmee moeilijk te rijmen.
13. Verder volgt uit de bankafschriften dat de loonbetalingen die eiseres heeft ontvangen in 2019 en 2020 hoger zijn dan waar zij volgens de salarisstroken uit 2019 en 2020 recht op had. Verder heeft eiseres in 2020 in de maanden mei, juni en augustus tot en met december geen salarisbetalingen ontvangen. Uit de brief van 13 oktober 2022 van de heer Visser (van Vision Live) volgt dat de andere personeelsleden wel maandelijks zijn betaald. Dit wijst voor de rechtbank niet op een loonbetaling die bij werknemers gebruikelijk is. Voor zover tijdens de hoorzitting is aangegeven dat het uitblijven van de loonbetaling te wijten is aan de ziekteperiode en COVID-19 pandemie overweegt de rechtbank dat het er daarmee op lijkt dat het ondernemingsrisico van [bedrijfsnaam 1] B.V. op eiseres is afgewenteld. Ten aanzien van de nabetaling op 10 juli 2021 is geen specificatie bekend waaruit blijkt op welke maanden deze betrekking heeft. De enkele omschrijving ‘salaris achterstand van 2020/2021’ vindt de rechtbank onvoldoende inzicht geven. Ook is niet gebleken dat eiseres een vordering heeft ingesteld voor achterstallig loon.
14. Het beroep van eiseres op de conclusie van AG De Bock van 17 juni 2022 kan eiseres niet baten. De Hoge Raad heeft ten aanzien van de conclusie overwogen geen aanleiding te zien voor de door de AG bepleitte rechtsontwikkeling om niet meer te kijken naar de inbedding van degene die de arbeid verricht in de organisatie, maar alleen naar de inbedding van het verrichte werk. [5]
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat op basis van de feitelijke situatie onvoldoende aannemelijk is dat sprake was van werkgeversgezag. Al met al vindt de rechtbank dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij op basis van een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam is geweest voor [bedrijfsnaam 1] B.V. Daarom was eiseres niet verzekerd voor de WIA.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij niet verzekerd was voor de WIA.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 november 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.IVA: Inkomensverzekering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
3.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 december 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2701).
4.Uitspraak van de CRvB van 14 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3634)
5.Uitspraak van de Hoge Raad, van 24 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:443).