ECLI:NL:RBDHA:2023:16393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
NL23.13422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen de feitelijke overdracht aan Italiaanse autoriteiten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de feitelijke overdracht van eiser aan de Italiaanse autoriteiten. Eiser had bezwaar aangetekend tegen deze overdracht, die op 4 mei 2021 had plaatsgevonden, en had tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat op 3 mei 2021 werd afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft het bezwaar van eiser op 21 april 2023 afgewezen, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Eiser had in zijn bezwaar om vergoeding van proceskosten verzocht, wat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling betekent dat hij belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is. Vervolgens heeft eiser aangevoerd dat verweerder het toetsingskader te beperkt heeft toegepast en dat zijn bezwaar ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank overweegt dat verweerder zich bij de beoordeling van het bezwaar moet beperken tot de gronden die eiser in zijn bezwaar heeft aangevoerd en dat hij geen rekening mag houden met omstandigheden die zich na de feitelijke overdracht hebben voorgedaan.

De rechtbank concludeert dat verweerder de gronden van eiser terecht niet bij de beoordeling heeft betrokken, omdat deze enkel verwezen naar bewijsmiddelen die na de overdracht zijn verkregen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.13422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. W.M. van Breda).

Procesverloop

Op 28 april 2023 heeft de gemachtigde van eiser bezwaar ingesteld tegen de voorgenomen feitelijke overdracht van eiser aan de Italiaanse autoriteiten op 4 mei 2021.
Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is op 3 mei 2021 afgewezen. Daarop is eiser op 4 mei 2021 overgedragen aan Italië.
Op 21 april 2023 heeft verweerder het bezwaar afgewezen. Daartegen heeft eiser beroep ingesteld. Dit verzoek ligt ter beoordeling van de rechtbank voor.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Omdat eiser op 4 mei 2021 is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten, ziet de rechtbank zich gehouden voor de vraag of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Eiser heeft in bezwaar verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling [1] heeft eiser hierdoor een belang bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het beroep is daarom ontvankelijk. [2]
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder het toetsingskader te beperkt heeft toegepast. Verweerder heeft daarom ten onrechte eisers gronden in bezwaar niet bij de beoordeling betrokken. In de bezwaargronden heeft hij aangevoerd dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [3] Dit klemt volgens eiser te meer nu ook de Afdeling op 26 april 2023 geconcludeerd heeft dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Tot slot voert eiser aan dat verweerder niet heeft kunnen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, zodat eiser had moeten worden gehoord.
3. Uit de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2015 [4] volgt dat na de feitelijke overdracht een beperkte heroverweging in bezwaar plaatsvindt. Het gaat namelijk over een bezwaar tegen een feitelijke handeling die op een bepaalde datum en een bepaald tijdstip plaatsvindt. Om die reden mag verweerder bij het besluit op bezwaar geen argumenten of documenten betrekken waarmee een vreemdeling niet reeds in zijn bezwaar- of verzoekschrift heeft getracht zijn uitzetting te voorkomen. Evenmin mag hij rekening houden met omstandigheden die zich tijdens of na de feitelijke uitzetting uit Nederland hebben voorgedaan. Verweerder moet zich beperken tot een beoordeling van hetgeen een vreemdeling aan zijn bezwaar en verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ten grondslag heeft gelegd, de ter staving daarvan overgelegde bewijsmiddelen en hetgeen de voorzieningenrechter over de voorgenomen feitelijke uitzetting in dat licht heeft overwogen.
4.
Gezien het voorgaande heeft verweerder de gronden van eiser in bezwaar terecht niet bij de beoordeling betrokken, reeds omdat eiser enkel heeft verwezen naar bewijsmiddelen van ná zijn feitelijke overdracht op 4 mei 2021. Deze grond slaagt niet. Voor zover eiser meent dat verweerder tijdens of na de feitelijke uitzetting onrechtmatig heef gehandeld, kan hij dat in andere procedures aan de orde stellen. [5]
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en daarom van het horen van eiser kunnen afzien. Ook deze grond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zo wijst eiser op: