ECLI:NL:RBDHA:2023:16360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens internationale bescherming in Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 15 september 2023 een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet. Eiser heeft dit betwist, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie in Duitsland problematisch is. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep van eiser herhalingen zijn van eerdere procedures en dat hij niet heeft aangetoond dat de Duitse autoriteiten hun verplichtingen niet nakomen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31999

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt geboren te zijn op [datum] en van Syrische nationaliteit te zijn. Hij heeft op 15 september 2023 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder met het bestreden besluit van 2 oktober 2023 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet.
Eiser heeft gronden ingediend en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.32000.
Partijen hebben respectievelijk bij brieven van 20 en 23 oktober 2023 bericht dat zij afzien van hun recht om ter zitting te worden gehoord. Een zitting is daarom achterwege gebleven en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eiser heeft eerder op 4 mei 2022 in Nederland asiel aangevraagd. Bij besluit van 31 mei 2023 heeft verweerder deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet. Voor zover eiser het bezwaar heeft geuit dat hij in Duitsland problemen heeft met een familie, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht mag worden dat hij in Duitsland om bescherming verzoekt in geval van voorkomende problemen. Eiser had dit niet gedaan. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van 6 december 2022 door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, ongegrond verklaard. [1] Niet gebleken is dat eiser hiertegen een rechtsmiddel heeft aangewend.
1.3.
Op 15 september 2023 heeft eiser opnieuw in Nederland asiel aangevraagd. Hieraan heeft eiser opnieuw ten grondslag gelegd dat hij in Duitsland problemen heeft met een familie. Verder heeft eiser onder meer verklaard dat hij geen problemen zou hebben als hij in een andere plaats in Duitsland kan wonen.
1.4.
Op 28 september 2023 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om eisers asielaanvraag opnieuw niet-ontvankelijk te verklaren, omdat eiser in Duitsland internationale bescherming geniet. Namens eiser is op dezelfde dag een zienswijze ingebracht, waarin verwezen is naar de eerdere zienswijze uit de procedure in 2022.
Bestreden besluit en beroep
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in navolging van zijn voornemen, de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft verweerder gesteld dat eiser niets nieuws heeft aangevoerd ten opzichte van zijn voorafgaande asielprocedure.
3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Op hetgeen namens hem is aangevoerd gaat de rechtbank hierna, voor zover van belang, in.
Oordeel rechtbank
4.1.
De rechtbank constateert dat eisers bezwaar over terugkeer naar Duitsland, zijn zienswijze en de beroepsgronden een herhaling zijn van wat hij in de voorafgaande asielprocedure heeft verklaard en aangevoerd.
4.2.
Met de voornoemde uitspraak van 6 december 2022 staat in rechte vast dat eiser in Duitsland als vluchteling is aangemerkt, dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een zodanige band dat het redelijk is dat eiser terugkeert naar Duitsland, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Duitse autoriteiten hun verdragsverplichtingen niet nakomen en eiser niet kunnen en/of willen beschermen bij voorkomende problemen.
4.3.
In de herhaalde gronden van beroep ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiser heeft in beroep volstaan met dezelfde stellingen zonder nadere onderbouwing. De stellingen dat niet vaststaat dat eiser in Duitsland internationale bescherming heeft en dat terugkeer in strijd is met artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, slagen daarom niet. In dit verband acht de rechtbank verder van belang dat de Duitse autoriteiten recentelijk bij brief van 5 oktober 2023 hebben aangegeven akkoord te zijn met de terugkeer van eiser op grond van de Terugkeerrichtlijn. Dit betekent dat in geval van eiser de toegang tot Duitsland gewaarborgd is. [2] Voor zover de geldigheidsduur van eisers Duitse verblijfstitel is verlopen op 26 juni 2020, betekent dit niet dat de aan eiser toegekende asielstatus is vervallen. Deze status eindigt pas na een individuele beoordeling en een besluit daartoe. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat zijn internationale bescherming in Duitsland is beëindigd. [3] De verklaringen van eiser dat hij het verblijfsdocument heeft ingeleverd, deze niet heeft verlengd en dat hij het verder niet weet, acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Tot slot heeft eiser niet weerlegd dat op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel ervan kan worden uitgegaan dat hij bij voorkomende problemen in Duitsland om bescherming kan verzoeken en heeft eiser niet bestreden dat volgens verweerder sprake is van een zodanige band met Duitsland dat het redelijk is dat hij moet terugkeren.

Conclusie en gevolgen

5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn.
3.Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1253 en de uitspraak van 12 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2251.