ECLI:NL:RBDHA:2023:16177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van EU-Vis informatie en dubbele nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 2 oktober 2023, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen asiel heeft aangevraagd, stelt dat zij en haar kinderen uitsluitend de Syrische nationaliteit hebben. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen op basis van informatie uit het Europese visumsysteem (EU-Vis), waaruit blijkt dat eiseres ook de Armeense nationaliteit zou bezitten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Eiseres heeft op 30 juni 2023 haar aanvraag ingediend, maar deze werd op 21 juli 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis en dat het aan eiseres is om aan te tonen dat deze informatie onjuist is. Eiseres heeft een Syrisch identiteitsbewijs overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende bewijs levert om de veronderstelling van de staatssecretaris te weerleggen.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet in staat is geweest om aan te tonen dat zij geen Armeense nationaliteit heeft, en dat de staatssecretaris niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de visumgegevens. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de aanvrager om bewijs te leveren dat de informatie in EU-Vis onjuist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de afwijzing van de asielaanvraag blijft in stand, zonder vergoeding van proceskosten voor eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres 1] , v-nummer: [nummer] , eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen
[eiser], v-nummer: [nummer] en
[eiseres 2], v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft op 30 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 21 juli 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023, samen met de zaak NL23.21092, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres ongelijk krijgt en de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielrelaas het volgende ten grondslag. Eiseres stelt dat zij en haar kinderen (uitsluitend) de Syrische nationaliteit hebben. Zij is in Koeweit geboren en heeft ouders met de Syrische nationaliteit. In 2010 is eiseres, nadat ze is getrouwd, naar Aleppo verhuisd vanuit Koeweit. Van 2013 tot 2017 woonde eiseres in Turkije. In 2016 of 2017 is eiseres weer terug naar Syrië gegaan, waar zij tot 2023 woonde. In 2023 is zij met haar man en kinderen (vanwege de oorlog) uit Syrië gevlucht naar Turkije. Daarnaast moest haar man van de Syrische overheid het leger in om te vechten. Eiseres is met haar man en kinderen gevlucht naar Turkije en vanuit Turkije is zij met haar kinderen naar Nederland gevlucht om van de onveilige situatie af te zijn. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van een reisagent.
5. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag op de volgende gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat op basis van de vingerafdrukken van eiseres en de informatie die daarmee werd opgezocht in het Europese visumsysteem (EU-Vis) is gebleken dat zij in het bezit is of in het bezit is geweest van een Armeens identiteitsbewijs en dat zij de Armeense nationaliteit heeft. In EU-Vis is namelijk een resultaat gevonden waaruit blijkt dat eiseres in 2018 in Koeweit was voor het aanvragen van een visum voor België. Voor die aanvraag zijn door eiseres vingerafdrukken afgestaan en is een Armeens paspoort overgelegd. Volgens de staatssecretaris heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens van EU-Vis niet juist zijn. Het enkel overleggen van een Syrische identiteitsbewijs maakt dit volgens de staatssecretaris niet anders, omdat hiermee niet wordt aangetoond dat zij niet (ook) in het bezit is van een Armeense nationaliteit. Om die reden gaat de staatssecretaris ervan uit dat de gegevens in EU-Vis juist zijn en dat eiseres de Armeense nationaliteit bezit. Armenië geldt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris verwacht daarom van eiseres dat zij zich naar Armenië begeeft, omdat ervan uitgegaan kan worden dat zij daar niet te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat zij een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris er ten onrechte vanuit gaat dat zij en haar beide kinderen de Armeense nationaliteit bezitten. Geen van hen is geboren in Armenië en behoudens een toeristisch bezoek van de ouders van eiseres is geen van hen ooit in Armenië geweest. Eiseres stelt dat zowel haar ouders, man, kinderen als zij de Syrische nationaliteit hebben. Eiseres stelt ook een geldig Syrisch identiteitsbewijs overgelegd te hebben. Daarnaast voert eiseres aan dat zij in een onmogelijke bewijsrechtelijke positie verkeert, omdat zij door het standpunt van de staatssecretaris feitelijk moet aantonen dat de paspoorten waarmee zij en haar kinderen Syrië uit zijn gereisd vals waren. Eiseres heeft deze paspoorten alleen kort mogen vasthouden en heeft de paspoorten niet ingezien. Tevens stelt eiseres in 2018 nooit in Koeweit te zijn geweest, waardoor het onmogelijk is dat zij in 2018 bij de Belgische ambassade in Koeweit vingerafdrukken heeft afgegeven. Het Belgisch visum uit 2018 dat in de Armeense paspoorten zit, kan dus onmogelijk door haar zijn aangevraagd. Tot slot stelt eiseres dat de staatssecretaris op grond van de samenwerkingsverplichting het visumdossier eerst had moeten opvragen. Eiseres verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank van 30 november 2021, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. [1] Eiseres betoogt dat de staatssecretaris een te formalistische houding aanneemt en het eiseres onmogelijk heeft gemaakt om aannemelijk te maken dat zij wel de Armeense etniciteit, maar niet de Armeense nationaliteit bezit.
6.1
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis. Het is dan ook aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval deze informatie onjuist is. [2]
6.2
De rechtbank stelt voorop dat een match van de vingerafdrukken van eiseres in de EU-Vis sterk bewijs vormt voor de conclusie dat deze registratie juist is. De vraag is of eiseres erin geslaagd is om hier dusdanig bewijs tegenover te zetten dat dit wordt ontzenuwd. Eiseres heeft een kopie van haar Syrische identiteitsbewijs overgelegd als bewijs voor de door haar gestelde identiteit.
6.3.
De staatssecretaris betwist op zichzelf niet dat eiseres de Syrische nationaliteit heeft, alleen is volgens de staatssecretaris het enkel overleggen van een Syrische identiteitsbewijs niet voldoende en toont dit niet aan dat eiseres niet óók in het bezit is van een Armeens paspoort. Volgens de staatssecretaris is het mogelijk dat eiseres een dubbele nationaliteit heeft. Eiseres spreekt ook Armeens. De samenwerkingsplicht gaat volgens de staatssecretaris niet zover dat hij gehouden is het visumdossier op te vragen. Het is eerst aan eiseres om op zijn minst een begin van bewijs te leveren dat de EU-Vis registratie niet juist is.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres het ontbreken van de Armeense nationaliteit niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zoals hiervoor al is overwogen vormt de EU-Vis registratie een sterke aanwijzing dat eiseres in het bezit is geweest van een Armeens paspoort en dus de Armeense nationaliteit bezit. Het is aan eiseres om bij twijfel die is ontstaan door de EU-Vis resultaten weg te nemen en het ontbreken van die Armeense nationaliteit alsnog aannemelijk te maken. Daarin in eiseres niet geslaagd. Daarbij geldt in de eerste plaats dat – zoals ook de staatssecretaris terecht opmerkt – de door eiseres overgelegde kopie van een Syrisch identiteitsdocument niet betekent dat eiseres niet ook de Armeense nationaliteit heeft. Eiseres kan immers beide nationaliteiten hebben. De overgelegde kopie vormt daarom geen afdoende tegenbewijs. De verklaring van eiseres dat zij in 2018 niet in Koeweit was, is ook onvoldoende om als tegenbewijs te gelden. De staatssecretaris heeft er in dit verband niet ten onrechte op gewezen dat dat voor de visumaanvraag vingerafdrukken van eiseres zijn afgenomen en dat dit een sterke aanwijzing vormt voor de veronderstelling dat zij in 2018 wél in Koeweit was. Ook zijn bij de visumaanvragen foto’s gevoegd van niet alleen eiseres maar ook van haar kinderen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de lastige bewijspositie waarin eiseres verkeert, had zij in dit geval op andere wijze aannemelijk kunnen en moeten maken dat zij niet de Armeense nationaliteit heeft. Bijvoorbeeld door de Armeense autoriteiten te benaderen met het verzoek te bevestigen dat zij niet als Armeens staatsburger staat geregistreerd. Dat heeft zij niet gedaan. Voor zover eiseres nog stelt dat van haar onmogelijk kan worden verwacht dat zij aantoont dat de paspoorten waarmee zij en haar kinderen Syrië zijn uitgereisd vals waren, kan dit betoog niet worden gevolgd. Zoals de staatssecretaris niet ten onrechte opmerkt is het Belgische visum namelijk al in 2018 verleend, terwijl eiseres verklaart pas in 2023 gebruik te hebben gemaakt van de reisagent.
6.5.
Gelet op het voorgaande is eiseres er niet in geslaagd de informatie uit EU-Vis te weerleggen, zodat de staatssecretaris terecht uitgaat van de juistheid daarvan. De staatssecretaris was daarom ook niet gehouden om in het kader van de samenwerkingsverplichting nader onderzoek te doen door bijvoorbeeld het visumdossier op te vragen. Het beroep van eiseres op de in voetnoot 1 genoemde uitspraak slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst naar ECLI:NL:RBDHA:2021:13172.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661.