ECLI:NL:RBDHA:2023:16148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.22484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers op 4 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun bezwaarschrift van 2 mei 2022, dat gericht was tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij referent [Naam 3]. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van verweerder is overschreden, aangezien de termijn op 15 december 2022 verstreken was. Eisers hebben verweerder op 19 december 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 4 augustus 2023 tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.

Eisers hebben de rechtbank verzocht om een nadere beslistermijn van maximaal twee weken op te leggen, maar de rechtbank heeft besloten om verweerder een termijn van 16 weken te geven om alsnog een besluit te nemen op het bezwaarschrift. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eisers moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 418,50 en het door eisers betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd en de eisers zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [Nummer],

en
[Naam 2], V-nummer [Nummer 2],
samen te noemen eisers,
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. de Graaf).

Procesverloop

Eisers hebben op 4 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun bezwaarschrift van 2 mei 2022, gericht tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij referent [Naam 3] op grond van artikel 8 EVRM. [1]
Verweerder heeft op 22 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Beroep niet tijdig
1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Referent van eisers heeft op 15 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een mvv in het kader van nareis asiel. Deze aanvraag is bij besluit van 14 april 2022 afgewezen. Eisers hebben op 2 mei 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen deze afwijzing.
3. In artikel 4:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een beschikking moet worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. De termijn was in dit geval negentien weken. [2] Verweerder heeft de termijn in zijn brief van 7 juni 2022 verlengd met zes weken. [3] De beslistermijn is daarom verstreken op 15 december 2022. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eisers hebben verweerder op 19 december 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 4 augustus 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Nadere beslistermijn
4. Eisers verzoeken de rechtbank om een nadere beslistermijn op te leggen van maximaal twee weken op straffe van een rechterlijke dwangsom.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [4] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere beslistermijn dan twee weken toe te staan.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 [5] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
8. In het geval van eisers heeft verweerder gemotiveerd gevraagd om een nadere beslistermijn van 16 weken. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen een termijn van 16 weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen op het bezwaarschrift van eisers.
9. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eisers verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Bestuurlijke dwangsom en kosten
10. Eisers verzoeken de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
11. Verweerder heeft in zijn brief van 22 augustus 2023 reeds vastgesteld dat eisers gezamenlijk recht hebben op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442.
12. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaarschrift van eisers;
 bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder in de vergoeding van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Dit volgt uit artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw): het bezwaar tegen een beschikking over de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, wordt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, Awb beslist binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
3.Op basis van artikel 7:10, derde lid, van de Awb kan de beslistermijn voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.