ECLI:NL:RBDHA:2023:16071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.28137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, heeft beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die hem is opgelegd op 7 september 2023. De rechtbank heeft op 19 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. P. Boelhouwer.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn en dat hij bereid is mee te werken aan de identificatie. De rechtbank oordeelt echter dat er voldoende zicht op uitzetting naar Marokko is en dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de identiteit van eiser nog niet is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven dat zij niet in alle gevallen een persoonlijke presentatie vereisen voor de afgifte van een laissez-passer.

Daarnaast voert eiser aan dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten opleggen, zoals een meldplicht, gezien zijn vaste woonplaats en gezondheidsproblemen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom een lichter middel niet is opgelegd en dat het risico op onttrekking aan het toezicht te groot is. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 26 september 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 7 september 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, via een beeldverbinding, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is binnen redelijke termijn in het individuele geval van eiser. Eiser betoogt dat zijn identiteit nog niet is vastgesteld, terwijl hij wel bereid is medewerking te verlenen aan de Dienst Terugkeer & Vertrek.
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [1] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels anders ligt. Het onderzoek naar zijn identiteit loopt nog steeds. Wanneer eiser meer informatie over zichzelf verstrekt, hetgeen de staatssecretaris van hem mag verwachten, zal vermoedelijk direct een laissez-passer aanvraag ingediend worden. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat te verwachten valt dat een laissez-passer wordt afgegeven, na indiening van de aanvraag, door de Marokkaanse autoriteiten. De Marokkaanse autoriteiten hebben namelijk toegezegd niet in alle aanvragen meer een presentatie in persoon te vereisen.
Had de staatssecretaris een lichter middel moeten opleggen?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten opleggen, zoals een meldplicht. Eiser betoogt dat hij een vaste woonplaats heeft en bereid is medewerking te verlenen. Dit maakt dat er geen sprake is van risico op onttrekking. Daarbij heeft eiser gezondheidsproblemen waardoor de maatregel van bewaring bezwarend is. Verder stelt eiser dat de keuze om geen lichter middel op te leggen onvoldoende is gemotiveerd.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit de onbetwiste zware gronden 3a, 3b, 3c, 3d en 3i en de onbetwiste lichte gronden 4a en 4c volgt dat de maatregel van bewaring wordt gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek ontwijkt of belemmert. Verder heeft de staatssecretaris rekening gehouden met het gegeven dat eiser gezondheidsproblemen heeft. Deze belangen zijn meegewogen in het standpunt over de detentiegeschiktheid van eiser. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra kan worden gesteld dat deze gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris de keuze voor het niet opleggen van een lichter middel voldoende heeft gemotiveerd in de maatregel van bewaring. De staatssecretaris stelt zich hierbij terecht op het standpunt dat het risico bij het opleggen van een meldplicht in plaats van een inbewaringstelling te groot is en het lichter middel niet opweegt tegen de kans dat eiser zich aan het toezicht onttrekt. Het gegeven dat hij naar eigen zeggen een vaste woonplaats heeft en bereid is mee te werken, doet hieraan niet af.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig was en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968 en ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.