ECLI:NL:RBDHA:2023:16028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.20309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië wegens onvoldoende onderbouwing van vervolgingsvrees

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 juni 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 12 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de staatssecretaris zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging door Al-Shabaab en vanwege een stammenvete in zijn woonplaats in Puntland, Somalië. De rechtbank heeft de gronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat de door eiser aangedragen informatie onvoldoende is om te concluderen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris in stand gelaten en het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 30 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder met het bestreden besluit van 16 juni 2023 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond, waarbij aan eiser voorlopig uitstel van vertrek is verleend tot 16 december 2023. Tot slot heeft verweerder eiser opgedragen om Nederland, zodra het uitstel van vertrek verloopt, binnen een termijn van vier weken te verlaten en terug te keren naar Somalië.
Eiser heeft gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit in stand blijven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest vanwege een onveilige situatie in Somalië en dat zijn broer in 2010 na een bomaanslag om het leven is gekomen tijdens beschietingen van Al-Shabaab. Verder heeft eiser verklaard dat vijf van zijn ooms zijn vermoord vanwege een stammenvete.
1.3.
Op 5 mei 2023 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om eisers asielaanvraag af te wijzen. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met Al-Shabaab.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig, het tweede element niet. Daartoe heeft verweerder gesteld dat uit openbare bronnen niet blijkt dat in de zomer van 2010 in Bosaso of in de buurt van Bosaso een bomaanslag is geweest die door Al-Shabaab is geclaimd. Verweerder neemt verder in aanmerking dat eiser heeft verklaard dat zijn broer door een verdwaalde kogel is overleden en dat eiser nooit eerder in aanraking is geweest met Al-Shabaab. Verweerder acht daarom niet aannemelijk dat het om gericht geweld ging. Bovendien blijkt uit eisers verklaringen dat hij nadien nog zes jaar op dezelfde plek in Somalië heeft gewoond zonder persoonlijk problemen te hebben ondervonden van de zijde van Al-Shabaab. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat eiser de doodsoorzaak van zijn ooms niet heeft onderbouwd, dat eiser heeft verklaard dat hij niet weet waarom zij zouden zijn vermoord en dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij persoonlijk gelinkt is aan de stammenvete. Verweerder heeft daarom geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging. Tot slot heeft verweerder gesteld dat eisers afkomst uit Somalië op zichzelf onvoldoende is om een risico op ernstige schade aan te nemen.
1.4.
Op 31 mei 2023 heeft eiser zijn zienswijze ingebracht. Eiser heeft gesteld dat terugkeer in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), omdat in de woonplaats van eiser vele gevechten en aanslagen plaatsvinden door zowel Al-Shabaab als Islamitische Staat (IS) en door verschillende stammen. Ter onderbouwing heeft eiser verwezen naar passages uit rapporten van het
European Union Agency for Asylum(EUAA) van 22 februari 2023 en van 25 april 2023 en van het
U.S. Department of State(USDOS) van 20 maart 2023. Ook heeft eiser gewezen op passages uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van december 2021 en naar artikelen van de websites somaliguardian.com en netv.nl.
Bestreden besluit en standpunt eiser
2. Verweerder heeft, in navolging van zijn voornemen, de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft het standpunt gehandhaafd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging, of een reëel risico loopt op ernstige schade. Aanvullend op het voornemen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de door eiser aangedragen informatie niet blijkt dat in Puntland (Somalië) sprake is van een uitzonderlijke (onveilige) situatie waarin eiser door zijn enkele aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade.
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder ongemotiveerd voorbij is gegaan aan zijn stelling dat in en rond zijn woonplaats vele gevechten en aanslagen plaatsvinden. Dit klemt temeer nu eiser vanwege deze conflicten is gevlucht en zijn broer hierdoor om het leven is gekomen. De voornoemde bronnen bevestigen volgens eiser zijn asielrelaas en dat er vele burgerslachtoffers vallen. Aanvullend heeft eiser verwezen naar passages in het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van 30 juni 2023 (hierna: het ambtsbericht) en informatie van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken. Volgens eiser blijkt hieruit dat Al-Shabaab in de regio Bari (waarin de stad Bosaso ligt) in staat is activiteiten te ondernemen en dat de veiligheidssituatie in Puntland slecht is. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een uitzonderlijke situatie, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (een 15c situatie), omdat er vele groeperingen actief zijn, waaronder IS, en omdat er in en rond Bosaso vele stammenconflicten zijn. Dit is van belang omdat eiser tot een minderheidsclan behoort, aldus eiser.
Overwegingen rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de door eiser gestelde problemen met Al-Shabaab niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder kunnen stellen dat uit openbare bronnen niet is gebleken dat Al-Shabaab in de zomer van 2010 in of rond Bosaso een aanslag heeft gepleegd, waarna eisers broer tijdens beschietingen om het leven zou zijn gekomen. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat eiser heeft verklaard dat hij sinds 2010 tot 2016 in Bosaso heeft verbleven zonder persoonlijk problemen van Al-Shabaab te ondervinden. Eiser heeft het ongeloofwaardig achten van dit onderdeel van zijn asielrelaas niet gemotiveerd betwist. Daartoe acht de rechtbank de stellingen van eiser dat er gevechten en aanslagen plaatsvinden in en rond Bosaso en dat reeds een schending van artikel 3 van het EVRM heeft plaatsgevonden, onvoldoende. Evenmin heeft eiser gemotiveerd betwist dat de stammenvete niet aan eiser persoonlijk te linken is. In dit verband acht de rechtbank met verweerder van belang dat eiser heeft verklaard dat twee van zijn ooms ongeveer 10 jaar voor zijn vertrek uit Somalië zijn omgekomen, dat drie van zijn ooms na eisers vertrek uit Somalië zijn omgekomen en dat eiser van zijn moeder heeft vernomen dat de stamhoofden het conflict proberen op te lossen, en indien dit niet lukt de zaak naar de politie gaat. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op grond van het voorgaande een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade.
5. Met betrekking tot eisers betoog dat in Puntland, Somalië, sprake is van een 15c situatie, overweegt de rechtbank als volgt.
5.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) slechts bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict zo hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, enkel door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op de in dat artikelonderdeel bedoelde bedreiging. [1]
5.2.
Bij de beoordeling of zich een uitzonderlijke situatie voordoet, is onder meer van belang of de bij het gewapend conflict betrokken partijen zich richten tegen burgers, dan wel vechten op een manier die het risico op willekeurige burgerslachtoffers vergroot, of de geweldpleging wijdverspreid is, of het gewapend conflict al dan niet beperkt is tot bepaalde gebieden, in hoeverre een veiligheidsstructuur aanwezig is en ook hoeveel burgers slachtoffer zijn geworden van het geweld of als gevolg daarvan ontheemd zijn geraakt.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in Somalië in het algemeen, dan wel in Puntland in het bijzonder, geen sprake is van een uitzonderlijke situatie met een hoge mate van willekeurig geweld, waarin eiser enkel door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. Weliswaar blijkt uit het ambtsbericht en uit de door eiser in de zienswijze aangedragen informatie dat in Puntland geweldsconflicten hebben plaatsgevonden tussen (sub)stammen en dat in de regio Bari schermutselingen hebben plaatsgevonden tussen Al-Shabaab en de Somalische tak van de Islamitische Staat, die op kleine schaal in de bergachtige delen van
Puntland opereert. Verweerder heeft echter niet ten onrechte gesteld dat uit de informatie niet blijkt dat sprake is van een grootschalige opleving van geweldsconflicten noch dat deze geweldplegingen in de stad Bosaso hebben plaatsgevonden. Het ambtsbericht vermeldt voorts dat Al-Shabaab in Puntland geen gebieden onder haar directe controle heeft (gehad) en uit de door eiser aangedragen informatie blijkt dat de stad Bosaso onder controle staat van
autonomous armed forces (unionist). [2]
5.4.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat, hoewel uit voornoemde informatie blijkt dat Al-Shabaab in staat is geweest om aanslagen te plegen in Puntland, deze niet zijn gericht tegen burgers, voor zover zij niet behoren tot een groep die door
Al-Shabaab als legitiem doelwit wordt gezien, zoals overheidsfunctionarissen, bepaalde zakenlieden, journalisten, medewerkers van ngo’s of anderen die als loyaal aan de overheid of buitenlandse machten worden gezien. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat uit het ambtsbericht blijkt dat Al-Shabaab in zijn algemeenheid burgerslachtsoffers bij haar aanvallen probeert te voorkomen, omdat zij burgers waarschuwt zich niet te begeven naar de hotels, restaurants en regeringsgebouwen die zij als legitieme doelen beschouwt. [3] Voorts heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat het aantal slachtoffers dat is gerapporteerd, in verhouding tot het inwoneraantal van Bosaso, dan wel het aantal slachtoffers in de regio Bari in verhouding tot haar inwoneraantal, niet zodanig is dat moet worden geoordeeld dat een burger die terugkeert naar Bosaso enkel door zijn aanwezigheid daar een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft in dit verband kunnen wijzen op het rapport van het EUAA van augustus 2023. [4] Tot slot heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser kan terugkeren naar Bosaso zonder door een gebied te reizen waar Al-Shabaab de macht heeft of waarvan onduidelijk is wie de macht heeft, omdat eiser via Mogadishu met een binnenlandse vlucht naar Bosaso kan vliegen. Eiser heeft dit niet betwist.
5.5.
De verwijzing naar de informatie van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daartoe heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat het een reisadvies betreft, bedoeld om aan te geven of het – als buitenlander, in dit geval voor Belgische onderdanen – verstandig is om naar een bepaald gebied te reizen, niet om te omschrijven of een situatie valt onder de uitzonderlijke situatie zoals hierboven onder 5.1. en 5.2. is aangegeven.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een 15c situatie, dan wel een uitzonderlijke situatie, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vw 2000.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt in beroep. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1664 en van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:84.
2.EUAA, COI Query Somalia: Security situation update, 25 april 2023, p. 3.
3.Algemeen ambtsbericht inzake Somalië, van juni 2023, p. 21.
4.EUAA, Country Guidance: Somalia, August 2023, p. 189-190.