ECLI:NL:RBDHA:2023:15957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 24 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat zij voldoende informatie had op basis van het digitale dossier en de overgelegde stukken. Eiser stelde dat verweerder niet voortvarend handelde en dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende voortvarend handelde en dat eiser zelf geen actie ondernam om zijn terugkeer naar Marokko te realiseren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbrak en dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31526

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 11 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en van Marokkaanse nationaliteit te zijn.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om gehoord te worden ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 14 september 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, rechtmatig was. [1] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat verweerder niet voortvarend handelt. Daarnaast is eiser van mening dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. De rechtbank stelt vast dat op 28 augustus 2023 een LP-aanvraag is ingediend bij de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging. Sindsdien heeft verweerder op 20 september 2023 gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast zijn er op 29 augustus en 3 oktober 2023 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. Verweerder werkt met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend aan eisers uitzetting naar Marokko. Daar komt bij dat eiser zelfstandig geen handelingen heeft verricht om zijn terugkeer naar Marokko te realiseren. Uit het vertrekgesprek van 3 oktober 2023 volgt bovendien dat niet is gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer naar Marokko te bewerkstelligen, terwijl dat wel van hem verwacht mag worden. De beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
7. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2023 [2] , voorts van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De rechtbank neemt hierbij in acht dat eiser niet meewerkt. Verder is niet gebleken van concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat aan eiser geen laissez passer zal worden verstrekt. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21 en - in aansluiting hierop - in ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.