ECLI:NL:RBDHA:2023:15773

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/638548/KG RK 22-1396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter en wrakingskamer in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. O. van der Burg, door verzoeker. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is meermalen aangehouden op verzoek van verzoeker, maar het laatste aanhoudingsverzoek is afgewezen. Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt vanwege deze afwijzing, maar de wrakingskamer oordeelt dat verzoeker hiermee evident misbruik maakt van recht en laat het wrakingsverzoek buiten behandeling. Verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter, omdat dit te laat is ingediend. De wrakingskamer legt een wrakingsverbod op aan verzoeker, omdat hij het middel van wraking gebruikt om de voortgang van de procedure te frustreren. De beslissing is genomen na een gedetailleerde beoordeling van het verloop van de procedure en de omstandigheden rondom de wrakingsverzoeken. De wrakingskamer concludeert dat er geen grond is voor de veronderstelling dat de kantonrechter partijdig heeft gehandeld, en dat de procedurele beslissingen van de kantonrechter geen aanleiding geven tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/83
zaak- /rekestnummer: C/09/638548 / KG RK 22-1396
Beslissing van 24 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. O. van der Burg,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak van 25 oktober 2022;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 5 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is in eerste instantie gepland op 12 december 2022. Deze mondelinge behandeling is aangehouden naar aanleiding van een bericht van 5 december 2022 van verzoeker dat hij in het buitenland verblijft en zijn post niet kan openen, waarbij verzoeker zijn verhinderdata heeft opgegeven en heeft verzocht om de zitting in de week van 26 december 2022 te houden. De mondelinge behandeling is vervolgens (met inachtneming van de agenda van de wrakingskamer) gepland op 9 januari 2023. Die mondelinge behandeling is aangehouden naar aanleiding van een verzoek van 5 januari 2023 daartoe van verzoeker, onder vermelding van medische redenen. De wrakingskamer heeft bij deze aanhoudingsbeslissing aan verzoeker meegedeeld dat dit het laatste uitstel is dat zal worden verleend. De wrakingskamer heeft verzoeker vervolgens de keuze gegeven tussen een mondelinge behandeling op 3 of 6 februari 2023. Verzoeker heeft daarop gekozen voor 6 februari 2023, waarbij hij heeft verzocht om deze zitting dan digitaal te laten plaatsvinden. De wrakingskamer heeft dat laatste verzoek afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens een toelichting verstrekt omtrent zijn regelmatige verblijf in het buitenland, waarbij hij zijn planning op korte termijn heeft vermeld en heeft meegedeeld dat hij hoopt “de 14e” weer in Nederland te zijn. De mondelinge behandeling is vervolgens verplaatst van 6 februari 2023 naar 20 februari 2023. Verzoeker heeft op 13 februari 2023 verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van 20 februari 2023 met de mededeling “20 februari kan ik niet en zit ik in de auto”. De wrakingskamer heeft op 14 februari 2023 aan verzoeker bericht dat zijn aanhoudingsverzoek is afgewezen en dat de zitting op 20 februari 2023 doorgaat. Verzoeker heeft op 15 februari 2023 bericht dat hij dan de wrakingskamer zal moeten wraken en dat de wrakingskamer de wraking binnenkort zal ontvangen. Verzoeker heeft op 19 februari 2023 een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer, met producties.
1.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen op de mondelinge behandeling van 20 februari 2023. Verzoeker is ook niet verschenen op die mondelinge behandeling. Alleen [toehoorder] en [toehoorder] waren als toehoorder aanwezig namens Stichting Waarborgfonds Motorverkeer; de wederpartij van verzoeker in de hoofdzaak.

2.De wraking van de wrakingskamer

2.1.
De wrakingskamer laat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer op grond van artikel 4, derde lid, juncto artikel 4, tweede lid, onder h van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank buiten behandeling, nu zij van oordeel is dat verzoeker hiermee evident misbruik maakt van recht. Daartoe is het volgende redengevend.
2.2.
Verzoeker heeft de wrakingskamer gewraakt omdat zijn verzoek om de op 20 februari 2023 geplande mondelinge behandeling aan te houden, is afgewezen. Die beslissing is echter een procedurele beslissing. Een procedurele beslissing kan geen grond vormen voor wraking. Dit kan alleen anders zijn in het uitzonderlijke geval dat de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is hier geen sprake.
2.3.
De wrakingskamer heeft hierbij ook HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 in aanmerking genomen, waarin is overwogen dat redelijke wetsuitleg meebrengt dat ingeval sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, de wrakingskamer, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling kan laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld. Dat hier sprake is van evident misbruik van recht is mede gegrond op het hiervoor onder 1.2 geschetste verloop van de procedure, waaruit blijkt dat voorafgaand aan de planning van de mondelinge behandeling van 20 februari 2023 eerder geplande mondelinge behandelingen meermalen op verzoek van verzoeker zijn aangehouden, zelfs nog nadat al aan hem is meegedeeld dat er geen nader uitstel meer zal worden verleend. De griffie van de wrakingskamer heeft daarna zelfs nog gepoogd met verzoeker te overleggen over de datum van de mondelinge behandeling, maar dat is niet gelukt, omdat de griffie in de eerste week van februari 2023 verzoeker niet telefonisch kon bereiken, ondanks meerdere pogingen daartoe en verzoeker desgevraagd ook niet heeft teruggebeld. De zitting is vervolgens gepland ná 14 februari 2023, zijnde de door verzoeker genoemde datum waarop hij hoopte weer in Nederland te zijn. De wrakingskamer overweegt dat een regelmatig verblijf van een verzoeker in het buitenland voor eigen rekening en risico komt en niet redengevend kan zijn om ieder hierop gebaseerd verzoek om aanhouding van een geplande mondelinge behandeling toe te wijzen, zeker niet als na meerdere verleende aanhoudingen inmiddels meer dan drie maanden na indiening van het wrakingsverzoek zijn verstreken.
2.4.
De wrakingskamer is gezien het vorenstaande van oordeel dat verzoeker het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom wordt dit buiten behandeling gelaten.

3.De wraking van de kantonrechter

Het verzoek
3.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 9965060 RL EXPL 22-10412 tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en verzoeker. In die zaak heeft op 25 oktober 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
3.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft tijdens de zitting een fout gemaakt door de kantonrechter niet eerst zijn spreekaantekeningen te overhandigen. Verzoeker wist niet dat dit de bedoeling was. De kantonrechter heeft die spreekaantekeningen vervolgens niet aangenomen en gezegd “ik luister wel”, terwijl hij de spreekaantekeningen van de wederpartij wel heeft aangenomen. De wederpartij heeft voorts op het laatste moment nog stukken ingediend, waar verzoeker geen kennis van heeft kunnen nemen. De kantonrechter heeft dit geaccepteerd en hij heeft verzoeker niet in de gelegenheid gesteld daar nog op te reageren. Verzoeker heeft die stukken vervolgens na de zitting bij de rechtbank opgevraagd, maar daar is geen reactie op gekomen. Het zou kunnen dat de kantonrechter emotioneel is geworden en daardoor “de lijn heeft getrokken om in het voordeel van de wederpartij te beslissen”. De kantonrechter heeft ook in strijd met de wet liegen van de wederpartij toegelaten. Het heeft er alle schijn van dat de kantonrechter partijdig is en/of partijdig handelt.
3.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
De beoordeling
3.4.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.5.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden hebben voor het grootste deel betrekking op hetgeen is voorgevallen op de zitting van 25 oktober 2022. Het wrakingsverzoek is gedaan op 17 november 2022. Voor het tijdsverloop van meer dan drie weken is door verzoeker geen (redelijke) verklaring gegeven. Het enige dat verzoeker heeft genoemd betreffende de periode na de zitting is dat hij nog stukken heeft opgevraagd bij de rechtbank, die hij stelt niet te hebben gekregen. De beslissing om stukken na de zitting wel of niet te verstrekken betreft echter een procedurele beslissing, ten aanzien waarvan hiervoor al is overwogen dat die in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Ook hier is geen sprake van het onder 2.2. genoemde uitzonderlijke geval waarin dat anders zou kunnen zijn. De omstandigheid dat verzoeker na de zitting nog stukken heeft opgevraagd en niet heeft gekregen – waarbij de kantonrechter er overigens op heeft gewezen dat die stukken voor de zitting al aangetekend aan verzoeker waren verzonden en dat na het sluiten van de zitting vonnis is bepaald – rechtvaardigt dan ook niet dat verzoeker na de zitting meer dan drie weken heeft gewacht met het doen van zijn wrakingsverzoek. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
Wrakingsverbod
3.6.
Verzoeker heeft in deze procedure een wrakingsverzoek gedaan dat te laat is, daarna diverse verzoeken gedaan tot aanhouding van de mondelinge behandeling en bij afwijzing van het laatste daartoe strekkende verzoek een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer, waarmee hij blijkens hetgeen hiervoor is overwogen evident misbruik van recht heeft gemaakt. Dit heeft geleid tot onredelijke vertraging van de procedure. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
laat het verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling;
4.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter;
4.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.M. Krans, mr. J.C. Sluymer en mr. J.E. Bierling, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.