ECLI:NL:RBDHA:2023:15761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/638147/KG RK 22/1358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure met betrekking tot vermeende partijdigheid van rechters

Op 20 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Interstyle B.V. afgewezen. Het verzoek was gericht tegen de rechters M.M.J. Schoenaker, F.C. Burgers en I.L. Rijnboot in een civiele procedure. Verzoekster stelde dat de rechters buiten hun regiefunctie waren getreden en een partijdig standpunt hadden ingenomen in hun tussenvonnis van 2 november 2022. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat rechterlijke beslissingen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen grond voor wraking kunnen vormen. De rechters hebben in hun beslissing geen blijk gegeven van vooringenomenheid, en de wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet kon worden toegewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK DEN HAAG
Wrakingskamer wrakingnummer 2022/79
zaak- /rekestnummer: C/09/638147 / KG RK 22/1358
Beslissing van 20 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Interstyle B.V.,
wonende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster, advocaat: mr. J. de Graaf,
strekkende tot de wraking van
mrs. M.M.J. Schoenaker, F.C. Burgers en I.L. Rijnboot,
rechters in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van de gemachtigde van verzoekster van 15 november 2022, mede-ondertekend door mr. J. de Graaf op 20 december 2022; de schriftelijke reactie van de rechters van 2 januari 2023.
1.2.
Op 6 maart 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
[gemachtigde] als gemachtigde van verzoekster, bijgestaan door mr. J. de Graaf; mr. N. Ruyters, de advocaat van de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder, vergezeld door [toehoorder] .
De rechters zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer C/09/587433/ HA ZA 20-115 tussen verzoekster als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie enerzijds en Casa International N.V. en Casa Nederland B.V als eiseres in conventie en verweersters in reconventie (hierna samen Casa c.s.) anderzijds. In deze zaak (hierna: de hoofdzaak) is op 2 november 2022 een vonnis gewezen. Voor zover de vorderingen waren gegrond op het Beneluxrecht heeft de rechtbank daarover in het vonnis van 2 november 2022 einduitspraak gedaan (deelvonnis gewezen). Voor zover de vorderingen waren gegrond op het Uniemerk had de rechtbank al eerder, bij vonnis in incident van 20 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:4510), de procedure geschorst. Het
wrakingsverzoek betreft de overwegingen die de rechtbank in het vonnis van 2 november 2022 aan de geschorste procedure heeft gewijd. •
2.2.
Verzoekster heeft, zoals nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, samengevat aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechters in het vonnis buiten hun regiefunctie zijn getreden en een evident partijdig standpunt hebben ingenomen door in overweging 6.38 van het tussenvonnis inzake de door Casa c.s. ingestelde vorderingen in conventie te overwegen d t Casa c.s. de gelegenheid krijgt zich uit te laten over de vraag in hoeverre zij haar op het Unierecht gebaseerde vorderingen op het Uniemerk wil handhaven omdat het"
bij deze stand van zaken denkbaar is dat Casa c.s.
de kosten van de voortzetting niet vindt opwegen bij een eventueel daarbij te realiseren voordeel."Verzoekster kan in alle omstandigheden van het geval de overweging niet anders opvatten dan als blijk van vooringenomenheid van de gewraakte rechters tegenover haar.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.4.
Op 9 maart 2023 heeft de gemachtigde van verzoekster tot wraking op 9 maart 2023 nog een e-mail ingestuurd met daarin een aanvulling en een correctie op hetgeen hij ter zitting naar voren had gebracht. Omdat deze e-mail na de zitting is ingekomen, en de behandeling ter zitting was gesloten, heeft de wrakingskamer deze e-mail niet in de beoordeling betrokken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden. •
3.2.
Uit het betoog van verzoekster volgt dat zij haar wrakingsverzoek grondt op hetgeen de rechters hebben overwogen in het tussenvonnis van 2 november 2022.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt
rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van een beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel met de behandeling van de zaak is belast.
3.4.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het ga t om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven
gemeten - bijvoorbeeld door•de gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.1
3.5.
Verzoekster heeft ter zitting desgevraagd verduidelijkt waarom zij de overweging in het vonnis over het voortzetten van de procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) door Casa c.s. vindt getuigen van te ver doorgevoerde regie. Verzoekster heeft belang bij de uitspraak van het HvJ EU. Indien Casa c.s. in die uitspraak in het
ongelijk gesteld zal worden kan dat namelijk gevolgen hebben voor hetgeen is beslist in het vonnis van 2 november 2022. Het zou ook tot een andere beslissing kunnen leiden over de vorderingen voor zover die zijn gestoeld op het Beneluxrecht, terwijl daarop nu in een deelvonnis is beslist. Om deze reden heeft verzoekster eerder al gevraagd om de procedures over het Benelux-recht en het EU-recht bij elkaar te houden. Dat heeft de rechtbank bij vonnis in incident van 20 mei 2022 ten onrechte afgewezen, waardoor de procedures uit elkaar zijn gaan lopen.
3.6.
De wrakingskamer stelt voorop dat de omstandigheid dat de procedures, voor zover gestoeld op een andere grondslag, uit elkaar zijn gaan lopen een gegeven is. Verzoekster heeft de in het vonnis in incident van 20 mei 2022 genomen beslissingen niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verder is het aan de behandelend rechters voorbehouden om regie te voeren in een zaak. De regie heeft in dit geval geleid tot de gewraakte overweging (6.38) in het laatste tussenvonnis van 2 november 2022. Zoals uit het voorgaande blijkt kunnen rechterlijke beslissingen, behoudens hoge uitzondering, geen grond voor wraking vormen. De vraag of de rechters daarmee ten onrechte zijn getreden buiten het partijdebat is een juridische vraag, waarover desgewenst het gerechtshof in hoger beroep kan oordelen. Een eventuele juridische misslag, voor zover daarvan sprake is, kan geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer kan uit de gewraakte overweging - in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bovendien niet opmaken dat deze overweging niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters. Dat de rechters Casa c.s. hebben aangezet dan wel aangespoord om een proceshandeling te verrichten in strijd met een belang van verzoekster, of de wens hebben dat de procedure op de door verzoekster tot wraking gestelde wijze eindigt, valt daarin ook niet te lezen. Tot slot is gesteld noch gebleken dat verzoekster tot wraking, na een eventuele intrekking in zoverre van de vordering in conventie, zich niet meer zou mogen uitlaten over een eventuele proceskostenveroordeling in conventie. Het wrakingsverzoek moet dus worden afgewezen.
3.7.
Volledigheidshalve overweegt de wrakingskamer nog het volgende. Ter zitting van de wrakingskamer bleek verder dat verzoekster ook op andere onderdelen niet te spreken is over hoe de zaak door de rechters is behandeld. Deze andere omstandigheden zijn evenwel niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Ze kunnen dus niet in de beoordeling worden. betrokken. Voor zover verzo kster meent dat eerder sprake is geweest van omstandigheden die aanleiding vormden voor het indienen van een wrakingsverzoek, had zij dat bovendien op dat moment moeten doe_n,
• ,
I
1 Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, G.P. Kleijn en M. Kramer in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.
de griffier
:::::i::::-
.. «-•-
_. ::::_:::.:::=- - •-----• --- ---
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Voo