In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, bestaande uit een moeder en haar vier kinderen, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers stellen dat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank constateert dat de aanvraag op 29 juni 2022 is ingediend en dat verweerder uiterlijk op 27 december 2022 had moeten beslissen. Aangezien deze termijn is overschreden, hebben eisers op 26 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder te laat heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een beslistermijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding van € 1.674,- die aan eisers moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in het kader van gezinshereniging en de verplichtingen die voortvloeien uit de Gezinsherenigingsrichtlijn.