ECLI:NL:RBDHA:2023:15455
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende afhankelijkheidsrelatie en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 september 2023, is het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres, een Surinaamse vrouw geboren in 1945, had de mvv aangevraagd om bij haar meerderjarige zoon in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er volgens verweerder geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon, referent. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 30 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van een meer dan normale afhankelijkheid, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van eiseres was uitgevallen. De rechtbank benadrukte dat eiseres in Suriname was geboren, daar haar hele leven had gewoond en vastgoed bezat, wat de conclusie versterkte dat er geen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM was.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag door verweerder terecht was, en dat de belangenafweging die was gemaakt een 'fair balance' was tussen de belangen van eiseres en het algemeen belang van Nederland. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank wees erop dat er geen proceskosten vergoed hoefden te worden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.