ECLI:NL:RBDHA:2023:15428
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Tunesische vreemdelingen op grond van veilig land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Tunesische vreemdelingen tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, een man en een vrouw, hebben op 2 oktober 2022 elk een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvragen op 12 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, met het argument dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De rechtbank heeft de beroepen op 6 oktober 2023 behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris de afwijzing terecht heeft gemotiveerd.
De rechtbank concludeert dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk gevaar lopen in Tunesië. De staatssecretaris heeft de asielrelazen van eisers beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verklaringen van eisers tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om aanhouding afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvragen op goede gronden heeft afgewezen en dat de eisers geen recht hebben op een verblijfsvergunning.
De uitspraak benadrukt het belang van de geloofwaardigheid van asielverhalen en de rol van de staatssecretaris in het beoordelen van asielaanvragen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris de aanvragen als kennelijk ongegrond mocht afwijzen, en dat de eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.