In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een zwaar inreisverbod dat aan eiser is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die een V-nummer heeft, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld. Dit besluit, dat op 21 juni 2023 is genomen, houdt in dat eiser de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten en dat hem een inreisverbod voor de duur van tien jaar is opgelegd. De staatssecretaris heeft gesteld dat eiser een actueel, werkelijk en voldoende ernstig gevaar voor de openbare orde vormt, wat door de rechtbank is bevestigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2019 betrokken was bij de organisatie van een transport van 658 kilo heroïne naar Nederland en dat hij op het moment van onderschepping bezig was met het uitladen van een partij van 169 kilo heroïne. Eiser is hiervoor op 11 mei 2021 door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, welke veroordeling op 26 mei 2021 onherroepelijk is geworden. Ondanks dat eiser is uitgezet naar zijn land van herkomst, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij nog steeds procesbelang heeft, omdat hij in beroep is gegaan tegen het inreisverbod.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn persoonlijke omstandigheden en de banden met zijn familie in Duitsland, niet overtuigend geacht. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om het inreisverbod te heroverwegen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om het besluit van de staatssecretaris te vernietigen en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.