ECLI:NL:RBDHA:2023:15337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning met terugwerkende kracht na beëindiging relatie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht. De verblijfsvergunning was verleend op basis van haar huwelijk, dat in mei 2019 beëindigd werd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de vergunning op 20 april 2021 ingetrokken, maar de rechtbank oordeelt dat deze intrekking onevenredig is. Eiseres had in de periode na de beëindiging van haar huwelijk geen onjuiste informatie verstrekt en de intrekking met terugwerkende kracht is niet toegestaan volgens de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de tijdsduur tussen de melding van de beëindiging van de relatie en de intrekking van de vergunning. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoed moeten worden.