ECLI:NL:RBDHA:2023:1523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en internationale bescherming in Italië

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 3 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De rechtbank heeft eerder, op 24 december 2021, het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris tot niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag vernietigd. Echter, met het bestreden besluit van 7 december 2022 heeft de staatssecretaris eisers asielaanvraag opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat eiser internationale bescherming geniet in Italië.

De rechtbank heeft op 20 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser in Italië aanspraak kan maken op de rechten die voortvloeien uit zijn status van subsidiaire bescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende informatie heeft verkregen van de Italiaanse autoriteiten, waaruit blijkt dat eiser een verblijfsvergunning heeft in Italië.

Eiser heeft aangevoerd dat hij als statushouder bij terugkeer naar Italië aan zijn lot wordt overgelaten en geen hulp krijgt om een bestaan op te bouwen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat hij niet in staat is om zijn rechten te effectueren en dat hij niet heeft geprobeerd hulp te zoeken bij de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Italië. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en hij krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB NL22.25042

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 3 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De rechtbank heeft op 24 december 2021 eisers beroep tegen het besluit van 1 december 2021 tot niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag gegrond verklaard en dit besluit vernietigd (NL21.19054). De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 7 december 2022 eisers asielaanvraag opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Italië. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank heeft in de uitspraak van 24 december 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris het besluit tot niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag, omdat eiser internationale bescherming zou genieten in Italië, onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Kort samengevat was het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat eiser deze bescherming (nog) heeft in Italië.
4. De staatssecretaris heeft bij de Italiaanse autoriteiten navraag gedaan naar de status van eiser in Italië. De Italiaanse autoriteiten hebben op 13 mei 2022 een brief gedateerd 21 april 2022 gestuurd, waarin wordt vermeld dat eiser op grond van subsidiaire bescherming een verblijfsvergunning heeft in Italië. De staatssecretaris heeft een vertaling van die brief geüpload in het dossier.
Bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit zich op het standpunt gesteld dat eiser in Italië aanspraak kan maken op de rechten die voortvloeien uit zijn status. Bij problemen kan eiser zich wenden tot de Italiaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat de (hogere) autoriteiten van Italië dan wel geëigende instanties eiser niet willen of kunnen beschermen. Voorts heeft eiser niet onderbouwd dat hij een bijzonder kwetsbare asielzoeker is als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 in de zaak Ibrahim (ECLI:EU:C:2019:219).
Beroep op uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
6. Eiser wijst op de uitspraak van zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van deze rechtbank met het nummer ECLI:NL:RBDHA:2022:7176. Eiser heeft aangegeven dat deze uitspraak gaat over onduidelijkheid hoe een statushouder zijn rechten kan effectueren door een niet vertaald document en dat terugkeer mogelijk in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest. Hij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en stelt dat in zijn geval niet anders geoordeeld moet worden dan de rechtbank in die uitspraak heeft gedaan.
6.1.
Eiser heeft niet onderbouwd in welke zin de zaak in de uitspraak van zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch vergelijkbaar is met die van hem. De staatssecretaris heeft in eisers zaak een vertaling van de brief van de Italiaanse autoriteiten overgelegd, in welke vertaling is te lezen dat aan eiser een verblijfsvergunning subsidiaire bescherming is verleend in Italië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat niet klopt. Voor zover eiser met een beroep op deze uitspraak heeft willen stellen dat onvoldoende zeker is of hij wel een verblijfsvergunning heeft in Italië kan eiser daarin niet worden gevolgd.
Beroep op positie als statushouder bij terugkeer naar Italië
7. Eiser stelt dat hij als statushouder bij terugkeer naar Italië aan zijn lot wordt overgelaten en geen hulp krijgt om een bestaan op te bouwen. Eiser geeft aan dat hij in Italië lange tijd op straat heeft geleefd. Hij stelt er geen inkomen te kunnen verwerven. Eiser verwijst naar informatie in het AIDA-rapport van 3 juni 2021.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat, nu aan statushouders gelijke rechten toekomen als aan Italiaanse staatsburgers, van eiser mag worden verwacht dat hij de rechten die voortvloeien uit zijn verblijfsstatus zelf effectueert en dat hij zich bij voorkomende problemen tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten dan wel de geëigende instanties wendt voor hulp. De staatssecretaris heeft er op mogen wijzen dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat hij geprobeerd heeft hulp van instanties en personen of, waar nodig, van hogere autoriteiten in te roepen. De staatssecretaris heeft van eiser mogen verwachten dat hij dit wel zou doen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1788), die de staatssecretaris ook ter zitting heeft aangehaald en waarin kort gezegd is geoordeeld dat de situatie voor statushouders in Italië in het algemeen niet zo slecht is dat deze in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest.
7.2.
Voorts heeft eiser niet onderbouwd dat hij als een bijzonder kwetsbare asielzoeker als bedoeld in het Ibrahim-arrest moet worden aangemerkt. De rechtbank volgt de staatssecretaris daarom in zijn standpunt dat eisers beroep op dit arrest niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Italië. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.