ECLI:NL:RBDHA:2023:15209
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verlenging beslistermijn
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 21 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres heeft dit gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op basis van WBV 2022/22 met negen maanden is verlengd. Dit besluit is van toepassing op asielaanvragen die nog niet waren afgehandeld op het moment van inwerkingtreding van de WBV, en de rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres onder deze regeling valt.
De rechtbank wijst de stelling van eiseres af dat de staatssecretaris haar individueel op de verlenging had moeten wijzen. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak die stelt dat een individuele kennisgeving niet vereist is voor de verlenging van de beslistermijn. De rechtbank concludeert dat de manier waarop de staatssecretaris de beslistermijn heeft verlengd, door publicatie in de Staatscourant, niet onrechtmatig is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen.