ECLI:NL:RBDHA:2023:15209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verlenging beslistermijn

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 21 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres heeft dit gedaan, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op basis van WBV 2022/22 met negen maanden is verlengd. Dit besluit is van toepassing op asielaanvragen die nog niet waren afgehandeld op het moment van inwerkingtreding van de WBV, en de rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres onder deze regeling valt.

De rechtbank wijst de stelling van eiseres af dat de staatssecretaris haar individueel op de verlenging had moeten wijzen. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak die stelt dat een individuele kennisgeving niet vereist is voor de verlenging van de beslistermijn. De rechtbank concludeert dat de manier waarop de staatssecretaris de beslistermijn heeft verlengd, door publicatie in de Staatscourant, niet onrechtmatig is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8878
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. J-A. Nijland), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 21 juni 2022 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bepaalt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 21 juni 2022 haar asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in haar zaak met negen maanden is verlengd. De ingebrekestelling van 9 januari 2023, door verweerder ontvangen op 11 januari 2023, is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. De stelling van eiseres dat de staatssecretaris de verlenging individueel aan haar bekend had moeten maken, volgt de rechtbank niet. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een individuele kennisgeving geen vereiste om de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 te verlengen.5 De manier waarop de staatssecretaris de beslistermijn heeft verlengd, namelijk door middel van publicatie van een WBV in de Staatscourant, is daarom niet onrechtmatig. De rechtbank ziet geen grond om deze vaste rechtspraak niet te volgen.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van O.G. Hulsman, griffier.
5 Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3232.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 juni 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.