ECLI:NL:RBDHA:2023:1503
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. van Nooijen
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van niet-deugdelijk bewezen duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1986 met de Marokkaanse nationaliteit, stelde een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben op basis van zijn relatie met zijn partner, mevrouw [A], die zowel de Poolse als de Duitse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet deugdelijk had bewezen dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser en referente over essentiële onderdelen van hun relatie tegenstrijdig waren, wat van wezenlijk belang is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van hun relatie. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had vastgesteld dat er geen deugdelijk bewezen duurzame relatie was, en dat de hoorplicht niet was geschonden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan op het beroep.
De rechtbank benadrukte dat van een vreemdeling en de gestelde partner verwacht mag worden dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven eensluidende verklaringen afleggen. De tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente waren dusdanig dat verweerder deze terecht als doorslaggevend heeft aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.