ECLI:NL:RBDHA:2023:1503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
12 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12327, NL22.12328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van niet-deugdelijk bewezen duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1986 met de Marokkaanse nationaliteit, stelde een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben op basis van zijn relatie met zijn partner, mevrouw [A], die zowel de Poolse als de Duitse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet deugdelijk had bewezen dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. Dit besluit werd bevestigd in het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser en referente over essentiële onderdelen van hun relatie tegenstrijdig waren, wat van wezenlijk belang is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van hun relatie. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had vastgesteld dat er geen deugdelijk bewezen duurzame relatie was, en dat de hoorplicht niet was geschonden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan op het beroep.

De rechtbank benadrukte dat van een vreemdeling en de gestelde partner verwacht mag worden dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven eensluidende verklaringen afleggen. De tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referente waren dusdanig dat verweerder deze terecht als doorslaggevend heeft aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.12327 (beroep) en NL22.12328 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. M.F. Aly).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsdocument EU/EER op grond van artikel 9, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), afgewezen.
Bij besluit van 23 juni 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en de tolk Z. Hamidi. Ook referente is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiser stelt een afgeleid EU-verblijfsrecht te hebben vanwege zijn gestelde partner, mevrouw [A] (referente), die zowel de Poolse als de Duitse nationaliteit heeft.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet deugdelijk heeft bewezen dat sprake is van een duurzame en exclusieve relatie tussen eiser en referente. Volgens verweerder zijn eiser en referente enkel een relatie met elkaar aangegaan ter verkrijging van het recht van vrij verkeer en verblijf, zoals neergelegd in de Verblijfsrichtlijn [1] . Eiser en referente hebben namelijk tijdens de hoorzitting vage, tegenstrijdige en ronduit onware verklaringen afgelegd over essentiële onderdelen van hun gestelde relatie.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert in beroep – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte geen doorslaggevend gewicht toegekend aan de gelijkluidende verklaringen van eiser en referente. Volgens eiser is namelijk op tien punten eensluidend verklaard en slechts op vier punten tegenstrijdig. Gelet op een uitspraak van deze rechtbank [2] heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom sprake is van een schijnrelatie. Verder heeft verweerder onvoldoende waarde gehecht aan de verklaringen die eiser en referente tijdens de hoorzitting hebben gegeven over de tegenstrijdigheden. Ook heeft verweerder ten onrechte van horen in bezwaar afgezien.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
4.1
Uit vaste rechtspraak van de hoogste vreemdelingenrechter [3] volgt dat van een vreemdeling en de gestelde partner mag worden verwacht dat zij over essentiële gebeurtenissen in hun gemeenschappelijke leven eensluidende verklaringen afleggen. De tegenstrijdige en uiteenlopende verklaringen die eiser en referente op deze essentiële punten hebben afgelegd zijn daarom van wezenlijk belang voor de beoordeling of zij een deugdelijk bewezen duurzame relatie hebben.
4.2
De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser en referente op essentiële punten verschillend en tegenstrijdig hebben verklaard, onder andere over het verloop van de eerste ontmoeting, het huwelijksaanzoek, het dagelijks leven en de samenwoning. Nu juist deze verklaringen zien op onderdelen die een liefdesrelatie van een vriendschappelijke relatie onderscheiden, heeft verweerder doorslaggevend gewicht aan de verklaringen op deze onderdelen mogen toekennen. De enkele stelling dat er meer gelijkluidende verklaringen zijn dan tegenstrijdige verklaringen doet hier -voor zover dit al juist zou zijn- niet aan af. De gelijkluidende verklaringen zien namelijk op aspecten van het samenleven tussen eiser en referente die ook in een relatie tussen vrienden of huisgenoten aanwezig kunnen zijn. Verweerder heeft aan de essentiële onderdelen van de verklaringen van eiser en referente dan ook meer gewicht mogen toekennen dan aan de minder relevante verklaringen. De verduidelijkingen die eiser en referente tijdens de hoorzitting hebben geprobeerd te geven, maken dit niet anders, nu verweerder terecht geconcludeerd heeft dat ook deze tegenstrijdig zijn en daarom de twijfel over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser en referente niet wegnemen. Alles in samenhang bezien is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiser en referente geen sprake is van een deugdelijk bewezen duurzame relatie [4] , op grond waarvan eiser een afgeleid verblijfsrecht zou hebben.
4.3
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat van schending van de hoorplicht geen sprake is. Eiser en referente zijn in de aanvraagfase van deze procedure uitgebreid door verweerder gehoord. Gelet op de motivering van het daarop volgende primaire besluit en op hetgeen door eiser is aangevoerd en overgelegd in de bezwaarfase, heeft verweerder terecht vastgesteld dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan op het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [5] .
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen verzet of hoger beroep open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad.
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 26 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5675.
3.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2434, rechtsoverwegingen. 3.1 en 3.2.
4.In de zin van artikel 8.7, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).