Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser, verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1.1 Eiser heeft op 2 februari 2016 verzocht om een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij partner [referent] (hierna: referent). Bij besluit van 12 juli 2016 heeft verweerder deze verblijfsvergunning verleend met ingang van 16 juni 2016.
1.2 Verweerder heeft op 16 mei 2018 een Digitaal Onderzoek (IRN) ingesteld om meer duidelijkheid te krijgen over de relatie tussen eiser en zijn partner. Verweerder heeft tijdens dit onderzoek de Facebook- en Instagrampagina’s van referent en eiser onderzocht. Op 27 maart 2019 heeft verweerder een adresonderzoek laten verrichten. Tijdens dit onderzoek zijn twee politieagenten op huisbezoek geweest op het adres waar eiser en referent staan ingeschreven. Ook hebben de politieagenten toen vragen gesteld aan buren. Naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal heeft verweerder bij eiser en referent bewijsstukken opgevraagd omtrent hun relatie. Eiser heeft op 25 april 2019 onder meer foto’s, vliegtickets en verklaringen van derden overgelegd. Verweerder heeft vervolgens op 6 juni 2019 eiser en referent gescheiden van elkaar gehoord.
Standpunten partijen
De intrekking van een verblijfsvergunning is een belastend besluit. De bewijslast dat sprake is van een schijnrelatie rust daarom op verweerder [5] .
Uit artikel 16, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat er, voordat verweerder een specifiek onderzoek mag instellen naar het bestaan van een schijnrelatie, een gegrond vermoeden moet zijn dat van een dergelijke relatie sprake is. Dit is ook tot uitdrukking gebracht in de door de Europese Commissie opgestelde Richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn, gelezen in samenhang met de Richtsnoeren betreffende richtlijn 2004/38 (de Verblijfsrichtlijn). Bij het antwoord op de vraag wanneer een vermoeden van misbruik mag worden aangenomen, heeft verweerder beoordelingsruimte. Dit neemt niet weg dat de bestuursrechter kan toetsen of de door verweerder daartoe in aanmerking genomen concrete aanwijzingen het instellen van een onderzoek rechtvaardigen [6] .
Was er voldoende grond voor het doen van onderzoek?
De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
Daarnaast heeft verweerder tegengeworpen dat eiser en referent tegenstrijdig hebben verklaard over hun eetpatroon. Zo werpt verweerder tegen dat eiser heeft verklaard dat referent vaak laat eet en dat hij wat eerder eet. Referent heeft echter verklaard dat juist eiser vaak laat eet. De rechtbank volgt de door eiser gegeven verklaring hiervoor, namelijk dat eiser vroeg (14:00 uur) eet omdat hij in de avonduren les geeft. Vanuit het perspectief van eiser is het tijdstip waarop referent eet (18:00 uur) laat. Eiser heeft tijdens het gehoor ook aangegeven dat referent laat (dat wil zeggen tussen 18 en 21 uur) eet, behalve als eiser kookt in het weekend en ze samen eten.
Vervolgens heeft verweerder tegengeworpen dat het bevreemdend is dat eiser heeft verklaard dat hij in zijn eentje een week naar Mexico op vakantie is geweest en daar een vriend ( [naam 2] ) is tegengekomen, terwijl referent heeft verklaard dat eiser twee weken naar Mexico is geweest en deze reis samen met [naam 2] heeft gepland. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat hier sprake is van een tegenstrijdigheid waarvoor eiser geen afdoende verklaring heeft gegeven. Dit laat onverlet dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen tegenwerpen dat het opmerkelijk is dat eiser met zijn vriend [naam 2] in Mexico bij zijn ouders heeft verbleven, terwijl referent zijn ouders nog nooit heeft ontmoet. De rechtbank acht deze redenering te ver gezocht, te meer nu eiser en referent ook hebben verklaard dat het familiebezoek er nog niet van is gekomen, mede omdat referent een fulltime baan heeft.
Ten slotte werpt verweerder tegen dat het bevreemdend is dat eiser referent er niet van op de hoogte heeft gesteld dat hij een Grindr-account heeft aangemaakt om na te gaan of er een nepaccount bestond met zijn gegevens. Eiser heeft in dit kader verklaard dat hij eerder slachtoffer is geweest van identiteitsfraude door toedoen van zijn ex-partner en dat hij referent hiermee niet wilde belasten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheid niet heeft kunnen tegenwerpen, gelet op de uitleg van eiser. Daarnaast valt niet in te zien dat deze tegenwerping in redelijkheid kan leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding tussen eiser en referent. Hetgeen verweerder daaraan ten grondslag heeft gelegd, namelijk dat eiser en referent geen gemeenschappelijke rekening hebben, er geen afspraken zijn gemaakt over de financiële bijdrage aan het huishouden, eiser niet meebetaalt aan de vaste lasten, de financiën van eiser en referent gescheiden van elkaar zijn en dat eiser niet in het testament en pensioenfonds van referent voorkomt, acht de rechtbank onvoldoende. Niet in geschil is dat eiser en referent geen gezamenlijke rekening hebben. Het hebben van een gezamenlijke rekening kan naar het oordeel van rechtbank bijdragen aan het oordeel dat zij een gezamenlijke huishouding hebben. Uit het niet hebben daarvan kan echter niet het omgekeerde worden afgeleid. Weliswaar draagt eiser niet bij in de vaste lasten, maar verweerder heeft hierbij het verschil in inkomen en vermogen van eiser en referent onvoldoende meegewogen. Daarnaast heeft eiser duidelijk verklaard voor welke kosten hij wel zorgdraagt. Zo hebben eiser en referent toegelicht dat eiser bijvoorbeeld bijdraagt in de boodschappen en dat eiser schoonmaakt en kookt. Verweerder heeft verder onvoldoende bij de beoordeling betrokken dat eiser en referent tijdens de hoorzitting op veel punten gelijkluidend hebben verklaard en dat de verklaringen van eiser en referent door verklaringen van derden ook worden bevestigd. Eiser en referent hebben namelijk overeenkomstig verklaard over het ontstaan van hun relatie en tot in detail gelijkluidend verklaard over veel andere zaken, zoals over aangeschafte gordijnen, dat er een nieuwe groene voordeur zal worden aangeschaft, welke medicijnen eiser gebruikt en waar de medicijnen liggen, waar de boodschappen worden gedaan, van wie het tuinmeubilair is overgenomen en wat referent eiser cadeau heeft gegeven. Ook de tegenwerping dat het huis waarin eiser en referent wonen alleen op naam van referent staat, dat eiser niet bijzonder betrokken was bij de koop van het huis en dat eiser niet is opgenomen in de hypotheekakte, acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding. Eiser en referent hebben hierover een gelijkluidende en voldoende verklaring voor afgegeven, namelijk dat referent de kostwinner is en dat hij het huis deels op basis van een erfenis heeft gefinancierd.