ECLI:NL:RBDHA:2023:14940
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische familieleden op basis van onvoldoende afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 6 september 2023, hebben eisers, bestaande uit een Syrische moeder, een Syrische vader en hun Syrische zoon, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. De eisers willen bij hun zoon, die asielstatus heeft in Nederland, verblijven. De aanvraag voor de mvv werd in eerste instantie afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juli 2021, waarna het bezwaar van eisers op 4 april 2022 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder om de zaak aan te houden gehonoreerd, zodat referent gehoord kon worden en een aanvullend besluit kon worden genomen. Dit leidde tot een nieuw besluit op 3 april 2023, maar ook dit werd door de rechtbank niet als voldoende beschouwd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de referent en zijn ouders en broer. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de zorgelijke situatie in Syrië en de emotionele band tussen hen, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan die van de eisers. De rechtbank oordeelde dat de verweerder toereikend had gemotiveerd dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden voor inwilliging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg verweerder op het griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden.