ECLI:NL:RBDHA:2023:14905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23285
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft eiser op 15 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 23 maart 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiser had op 23 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, en na onderzoek door verweerder werd op 21 december 2022 meegedeeld dat de aanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld. De beslistermijn zou oorspronkelijk op 21 juni 2023 eindigen, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is deze termijn verlengd tot 21 maart 2024. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 14 juli 2023 te vroeg was ingediend, was de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23285

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 23 maart 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 23 maart 2022 een asielaanvraag ingediend. Nadat verweerder heeft onderzocht of Spanje op grond van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, heeft verweerder op 21 december 2022 meegedeeld dat eisers asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw [3] zou de beslistermijn op 21 juni 2023 eindigen.
3. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 21 maart 2024 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [4] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [5] sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 14 juli 2023 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) 604/2013.
3.Vreemdelingenwet 2000.
5.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.