ECLI:NL:RBDHA:2023:14899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent, Raman Sayed Ahmad. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eiseres had op 14 december 2022 haar aanvraag ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 14 juni 2023 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres verweerder op 14 juli 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 2 augustus 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.