ECLI:NL:RBDHA:2023:14893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse staatsburger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, een Marokkaanse staatsburger, tegen de maatregel van bewaring die op 17 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, omdat eiser zijn verzoek om een zitting niet voldoende had onderbouwd.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze tot het moment van het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onjuiste informatie aan de rechtbank heeft verstrekt over de noodzaak van natte vingerafdrukken voor de afgifte van een laissez-passer. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is dat verweerder onjuiste informatie heeft gegeven en dat de stelling van eiser berust op een onjuiste lezing van de stukken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is en heeft zij het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder geen proceskosten hoeft te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29233

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 21 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Omdat sprake is van een vervolgberoep kan de rechtbank bepalen dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] Eiser heeft verzocht het beroep op zitting te behandelen. Dit verzoek is echter niet onderbouwd. Ook in wat eiser in beroep heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien het beroep op een zitting te behandelen.
2. Eiser stelt te zijn geboren op 28 november 1990 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8049, en 20 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11042, volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. In zijn enige beroepsgrond voert eiser aan dat verweerder de rechtbank eerder heeft voorgehouden dat natte vingerafdrukken noodzakelijk zijn voor een (spoedige) afgifte van een laissez-passer. Eiser verwijst naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 20 juli 2023 op het eerste vervolgberoep van eiser. Nu door eiser geen natte vingerafdrukken zijn afgegeven en de Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd een laissez-passer aan eiser af te geven, heeft verweerder de rechtbank onjuist geïnformeerd. Volgens eiser vormt het verstrekken van onjuiste informatie aan de rechtbank een zelfstandige grond om het beroep gegrond te verklaren. Eiser verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 20 oktober 2006, ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1220.
6. De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze beroepsgrond voorop dat wanneer vast komt te staan dat verweerder de rechtbank onjuist heeft voorgelicht en tevens aannemelijk is dat de bewaring mede op grond van die - naar later is gebleken - onjuiste informatie heeft voortgeduurd, dit aanleiding zou kunnen zijn (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig te achten. Uit de overgelegde stukken en de uitspraak van 20 juli 2023 blijkt echter niet dat verweerder aan de rechtbank onjuiste informatie heeft verstrekt. In het bijzonder blijkt daaruit niet dat verweerder heeft beweerd dat natte vingerafdrukken noodzakelijk zijn voor de afgifte van een laissez-passer, noch blijkt daaruit dat de rechtbank dit heeft vastgesteld. Uit het dossier volgt enkel dat natte vingerafdrukken van belang zijn voor een spoedige afgifte van een laissez-passer omdat deze volgens de Marokkaanse autoriteiten nodig zijn voor het identiteitsonderzoek. De stelling dat verweerder de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd berust derhalve op een onjuiste lezing van de stukken. Het valt dan ook bepaald niet uit te sluiten dat de identiteit en nationaliteit van eiser uiteindelijk op een andere manier dan door het afgeven van natte vingerafdrukken is vastgesteld, noch kan worden uitgesloten dat wanneer eiser wel natte vingerafdrukken zou hebben afgegeven, aan hem ook eerder dan thans het geval is een laissez-passer was verstrekt. Kortom, de beroepsgrond slaagt niet.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [3]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 96, eerste lid, tweede volzin, van de Vw.
3.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.