ECLI:NL:RBDHA:2023:1486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
C/09/640621 / FT RK 23/3 HO en C/09/640625 / FT RK 23/4 HO
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging afkoelingsperiode en intrekking aanstelling observator in faillissementsprocedure

Op 5 december 2022 heeft de besloten vennootschap [bedrijf01] B.V. een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ingediend bij de Rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft op 23 januari 2023 een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd en mr. S. El Hadouchi als observator aangesteld. Deze beslissing was bedoeld om de belangen van de schuldeisers te beschermen tijdens de voorbereiding van een akkoord. Echter, op 26 januari 2023 ontving de rechtbank een brief van de observator waarin hij aangaf dat er onduidelijkheid bestond over de hoogte van het voorschot en dat hij niet de benodigde medewerking van het bestuur van [bedrijf01] had ontvangen.

Op 31 januari 2023 heeft de rechtbank het budget voor de observator vastgesteld op € 10.000,- en geëist dat [bedrijf01] binnen zeven dagen zekerheid stelde voor deze kosten. Op 6 februari 2023 meldde de observator dat er nog steeds geen zekerheid was gesteld. Mr. Voorn, de advocaat van [bedrijf01], bevestigde op 7 februari 2023 dat er geen zekerheid zou worden gesteld.

De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 376 lid 1 en lid 4 Fw geoordeeld dat de afkoelingsperiode beëindigd moest worden, omdat [bedrijf01] niet voldeed aan de voorwaarden voor het voortzetten van de afkoelingsperiode. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet langer gediend waren, aangezien de observator niet in staat was om toezicht te houden op de totstandkoming van het akkoord.

Daarom heeft de rechtbank op 9 februari 2023 de afkoelingsperiode opgeheven en de aanstelling van mr. S. El Hadouchi als observator ingetrokken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters R. Cats, C.A.M. de Bruijn en J.H. Steverink, in aanwezigheid van griffier M.J.P. Vink.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – meervoudige kamer
Beëindiging afkoelingsperiode en intrekking aanstelling observator
rekestnummers: C/09/640621 / FT RK 23/3 HO en C/09/640625 / FT RK 23/4 HO
uitspraakdatum: 9 februari 2023
beschikking in de besloten akkoordprocedure van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf01] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
feitelijk gevestigd te [vestigingsplaats02] ,
hierna ook: ‘ [bedrijf01] ’,
advocaat: mr. J.P. Voorn te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
[bedrijf01] heeft op 5 december 2022 een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd.
1.2.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 januari 2023 een afkoelingsperiode voor de duur van vier maanden afgekondigd en mr. S. El Hadouchi ambtshalve aangewezen als observator. In deze beschikking is de vaststelling van het budget van de observator en de door hem te raadplegen derden aangehouden.
1.3.
De rechtbank heeft op 26 januari 2023 een brief met bijlagen van de observator ontvangen waaruit de rechtbank opmaakt dat er tussen de observator en [bedrijf01] discussie bestaat over de hoogte van het voorschot.
1.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 31 januari 2023 het bedrag dat de werkzaamheden van de observator mogen kosten vastgesteld op € 10.000,- (exclusief btw) en bepaald dat voornoemd bedrag ten laste komt van [bedrijf01] en dat zij voor de betaling daarvan binnen zeven dagen na datum van die beschikking zekerheid dient te stellen.
1.5.
De observator heeft de rechtbank bij brief van 6 februari 2023, met bijlagen, geïnformeerd dat hij nog niet de gevraagde inlichtingen en medewerking heeft ontvangen van het bestuur van [bedrijf01] . Ook had [bedrijf01] geen zekerheid gesteld voor de kosten van de observator.
1.6.
De rechtbank heeft dezelfde dag een afschrift van de brief van de observator naar mr. [bedrijf01] gestuurd. Daarbij is mr. Voorn verzocht kenbaar te maken of uiterlijk 7 februari 2023 zekerheidstelling voor het bedrag van € 10.000,- zal plaatsvinden.
1.7.
Mr. Voorn heeft de rechtbank bij e-mail van 7 februari 2023 laten weten dat [bedrijf01] niet binnen de gestelde termijn zekerheid voor het bedrag van € 10.000,- zal stellen.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 376 lid 1 Fw kan de schuldenaar de rechtbank verzoeken om een afkoelingsperiode af te kondigen. Uit artikel 376 lid 4 Fw volgt dat een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode zal worden toegewezen indien summierlijk blijkt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord te kunnen blijven voortzetten, en dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij gediend zijn. De rechtbank heft de afkoelingsperiode overeenkomstig artikel 376 lid 11 Fw op als niet langer wordt voldaan aan artikel 376 lid 1 en lid 4 Fw. Zij kan dit ambtshalve doen.
2.2.
De rechtbank oordeelde in de beschikking van 23 januari 2023 dat aan de criteria uit artikel 376 lid 1 en lid 4 Fw werd voldaan en kondigde de verzochte afkoelingsperiode voor de duur van vier maanden af. De rechtbank achtte het evenwel nodig om ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers een observator aan te stellen. Op basis van de berichten van de observator en mr. Voorn stelt de rechtbank vast dat [bedrijf01] niet binnen de gestelde termijn zekerheid voor de te maken kosten van de observator heeft gesteld. Bovendien heeft de observator aangegeven dat hij, ondanks meerdere verzoeken, niet de benodigde inlichtingen en medewerking vanuit het bestuur heeft ontvangen om zijn taak te vervullen. De rechtbank kan er daarom niet (langer) van uitgaan dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn gediend met de afkoelingsperiode nu de observator geen toezicht kan houden op de totstandkoming van het akkoord en in het bijzonder op de punten zoals genoemd in overweging 3.11 van de beschikking van 23 januari 2023.
2.3.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de op 23 januari 2023 afgekondigde afkoelingsperiode beëindigen. Daarnaast zal de rechtbank de aanstelling van mr. S. El Hadouchi tot observator intrekken.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft op de afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw;
- trekt in de aanstelling van mr. S. El Hadouchi tot observator.
Deze beslissing is gegeven door mr. R. Cats, voorzitter, mr. C.A.M. de Bruijn en mr. J.H. Steverink, rechters, en is in aanwezigheid van mr. M.J.P. Vink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2023.