ECLI:NL:RBDHA:2023:14754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.12456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van staatloze Palestijn met eerwraakkwestie en discriminatie in Egypte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een staatloze Palestijn afkomstig uit Israël, had op 2 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 april 2023 als ongegrond werd afgewezen. Eiser stelde dat hij in Egypte problemen had ervaren vanwege een eerwraakkwestie en dat hij als zigeuner gediscrimineerd werd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij de argumenten van de staatssecretaris heeft gevolgd. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn staatsloosheid en dat de staatssecretaris terecht alleen aan Egypte had getoetst als land van bestendig verblijf. Eiser had geen documenten overgelegd die zijn staatsloosheid konden onderbouwen en de rechtbank vond de gestelde discriminatie niet zodanig ernstig dat deze leidde tot een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht had afgewezen als ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Imani).

Inleiding1.Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Ahmed als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het asielrelaas
7. Eiser stelt een staatloze Palestijn te zijn, afkomstig uit Israël. Eiser is geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 2 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland en heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt tot vijfjarige leeftijd in Israël te hebben gewoond. Hierna is hij met zijn ouders naar Egypte verhuisd. In Egypte heeft eiser problemen ervaren vanwege een eerwraakkwestie. Eiser stelt namelijk een (seksuele) relatie te hebben gehad met Bola, zijn buurmeisje, toen Bola nog getrouwd was. Daarnaast stelt eiser zigeuner te zijn en daarom gediscrimineerd te worden in Egypte.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Problemen vanwege eerwraakkwestie.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het eerste relevante element deels geloofwaardig is. De staatssecretaris twijfelt niet aan de identiteit en herkomst van eiser, maar hij vindt dat eiser niet aan het criterium voor staatsloosheid voldoet. De staatssecretaris vindt het tweede relevante element niet geloofwaardig. Daarnaast leidt de gestelde discriminatie evenmin tot verlening van een verblijfsvergunning. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond.
Heeft de staatssecretaris eiser terecht niet als staatloos aangemerkt?
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat niet van hem kan worden verwacht dat hij documenten overlegt die zijn staatsloosheid aantonen. Eiser stelt nooit documenten te hebben gekregen in Egypte.
10. De staatssecretaris stelt zich primair op het standpunt dat de beroepsgrond niet kan leiden tot het daarmee beoogde doel, omdat de verlening van de verblijfsvergunning er niet toe strekt om de gegevens van eiser in de BRP [1] te wijzigen. De staatssecretaris wijst hierbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling. [2] Subsidiair stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet om hem als staatloos te registreren. Eiser heeft immers geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn staatloosheid en daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij over geen enkel verblijfs- of reisdocument uit Egypte beschikt of kan beschikken.
11. De rechtbank volgt het primaire standpunt van de staatssecretaris niet. Eiser heeft ter zitting terecht opgemerkt dat de beroepsgrond wel degelijk van belang is voor de beoordeling van zijn asielrelaas, nu zijn asielaanvraag nog niet is ingewilligd. De rechtbank volgt echter wel het subsidiaire standpunt van de staatssecretaris. De staatssecretaris stelt terecht dat eiser niet met documenten heeft aangetoond dat hij als staatloze Palestijn kan worden aangemerkt. De stelling van eiser dat UNRWA- of UNHCR-documenten als zodanig niet worden uitgegeven aan staatlozen in Egypte, volgt de rechtbank wel, maar dit betekent niet dat de staatssecretaris zonder meer staatloosheid moet aannemen. De staatssecretaris mag namelijk van eiser verwachten dat hij op een andere manier zijn gestelde staatloosheid kan onderbouwen. De staatssecretaris stelt terecht dat eiser hier niet in is geslaagd. Eiser beschikt niet over een verblijfs- of reisdocument uit Israël of Egypte. Dit mag wel van eiser worden verwacht nu hij tot zijn vijfde jaar in Israël heeft gewoond. Ook heeft de moeder van eiser de Egyptische nationaliteit, waardoor wordt verwacht dat eiser ook de Egyptische nationaliteit kan verkrijgen. Nu niet kan worden vastgesteld dat eiser staatloos is en de registratie van staatloosheid een hoge mate van betrouwbaarheid moet hebben, heeft de staatssecretaris de nationaliteit van eiser terecht als onbekend geregistreerd.
Heeft de staatssecretaris het asielrelaas terecht alleen aan Egypte getoetst?
12. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat de staatssecretaris eisers asielrelaas niet alleen aan Egypte, maar ook aan Israël had moeten toetsen. Hoewel eiser op vijfjarige leeftijd Israël heeft verlaten, betekent dit niet dat eiser geen banden heeft met dit land. Zo is hij in Israël geboren, komen zijn ouders hiervandaan en is hij met zijn ouders naar Egypte gegaan waarbij zij hun gebruiken, normen en waarden zoals in Israël hebben ontwikkeld. De jaren dat eiser in Egypte heeft verbleven, heeft hij geen verblijfsrecht gehad. Daarom kan niet worden gesproken van een dusdanige band met Egypte.
13. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat hij Egypte terecht als land van bestendig verblijf heeft aangemerkt. Eiser heeft daar namelijk vanaf zijn vijfde jaar gewoond, geleefd, hij is daar naar school gegaan en heeft daar gewerkt. Weliswaar kan eiser meerdere landen van bestendig verblijf hebben, maar de staatssecretaris hoeft maar aan een land te toetsen als dit niet tot een gegronde vrees leidt. [3]
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht alleen aan Egypte heeft getoetst. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen meewegen dat eiser heeft verklaard op vier- of vijfjarige leeftijd te zijn vertrokken uit Israël en sindsdien in Egypte heeft gewoond. Ook heeft eiser verklaard in de tussentijd nooit te zijn teruggekeerd. [4] Daarnaast is van belang dat eiser het grootste deel van zijn leven in Egypte heeft gewoond, gewerkt en daar ook naar school is gegaan. Eiser heeft verder geen documenten overgelegd of nader onderbouwd dat hij sterke banden heeft met Israël, waardoor de staatssecretaris ook aan Israël had moeten toetsen. De staatssecretaris heeft dan ook terecht niet aan Israël getoetst.
Heeft de staatssecretaris de problemen vanwege een eerwraakkwestie ten onrechte ongeloofwaardig bevonden?
15. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris zijn problemen ten onrechte niet geloofwaardig heeft bevonden. Eiser meent weliswaar dat de verklaringen op bepaalde punten redelijk ver uit elkaar liggen voor wat betreft periodes, maar hij heeft aangegeven dat hij moeite heeft met het benoemen van data en dat hij dit ook nooit van belang heeft geacht. De staatssecretaris kan dan ook niet aan hem tegenwerpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard.
16. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat bij het gehoor van eiser rekening is gehouden met eisers omstandigheden. Van eiser wordt niet verwacht dat hij precieze data kan noemen, maar van hem wordt wel verwacht dat hij ongeveer kan aangeven wanneer bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft dan ook terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de periode van de relatie met Bola. Deze tegenstrijdigheid wordt niet weggenomen doordat eiser moeite heeft met het benoemen van data. Daarbij kan eiser ook niet aangeven wanneer bepaalde gebeurtenissen ongeveer plaatsvonden.
17. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte de problemen vanwege een eerwraakkwestie ongeloofwaardig heeft geacht. Hierbij heeft de staatssecretaris terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het verloop van zijn problemen en de periode van specifieke momenten. Zo heeft eiser enerzijds verklaard dat hij zich niet precies kan herinneren wanneer de relatie met Bola veranderde in een seksuele relatie, maar dat hij 28, 29 of 30 jaar oud was, dus rond 2003, 2004, of 2005. Anderzijds verklaart eiser dat de intensivering van zijn relatie aan het begin van de Egyptische revolutie zou hebben plaatsgevonden, dus rond 2011. De staatssecretaris heeft dit verschil van minstens vijf jaar terecht tegengeworpen aan eiser. Ook kan eiser eerst niet aangeven of de intensivering van zijn relatie met Bola voor of na de Egyptische revolutie plaatsvond, terwijl eiser later verklaarde dat dit ten tijde van de Egyptische revolutie was. [5] Verder heeft de staatssecretaris het merkwaardig kunnen vinden dat eiser op bepaalde punten wel specifiek kan verklaren over de tijdsduur. Zo verklaart eiser ongeveer acht maanden een geheime relatie met Bola te hebben gehad en dat hij Bola na vier jaar weer ontmoette. [6] De staatssecretaris heeft dan ook terecht overwogen dat de geconstateerde tegenstrijdigheden niet kunnen worden weggenomen door de enkele stelling van eiser dat hij moeite heeft met zijn herinnering en het benoemen van data.
Heeft de staatssecretaris ten onrechte de discriminatie van eiser niet aangemerkt als voldoende zwaarwegend voor het aannemen van vluchtelingschap of ernstige schade?
18. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in Egypte dusdanig is gediscrimineerd vanwege het behoren tot de groep van zigeuners en vanwege zijn Palestijnse afkomst, dat sprake was van een ernstige beperking in zijn bestaansmogelijkheden. Zo heeft eiser nooit de Egyptische nationaliteit kunnen verkrijgen, heeft hij slechte ervaringen met de gezondheidszorg in Egypte en heeft hij geen normaal werk kunnen verrichten, omdat hij als zigeuner niet geaccepteerd werd. Volgens eiser moet hij worden aangemerkt als vluchteling en is sprake van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte.
19. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser de gestelde vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij is van belang dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is geacht en eiser pas na jaren van verblijf in Europa asiel heeft aangevraagd. Dit doet volgens de staatssecretaris af aan de oprechtheid van zijn verzoek om internationale bescherming. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege discriminatie op sociaal en maatschappelijk gebied onmogelijk kan functioneren. Daarbij is van belang dat eiser altijd woonruimte heeft gehad, naar school is gegaan, heeft gewerkt en toegang had tot de zorg.
20. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser terecht niet als vluchteling heeft aangemerkt zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. [7] Daarbij is van belang dat de gestelde discriminatie niet leidt tot een dusdanige beperking van eisers bestaansmogelijkheden waardoor hij op sociaal en maatschappelijk gebied onmogelijk kan functioneren. De staatssecretaris wijst terecht op de verklaringen van eiser waaruit blijkt dat hij heeft gewerkt als straatverkoper en kelner. [8] Daarnaast heeft eiser verklaard tot de tweede klas van de middelbare school naar school te zijn gegaan. Ook heeft hij verklaard toegang te hebben gehad tot de medische zorg. [9] Dat de zigeunergemeenschap ervoor koos eiser niet naar school te sturen en eiser voor zorg alleen terecht kon bij privéklinieken, maakt niet dat hij in beginsel geen toegang had tot onderwijs en zorg. Verder is van belang dat eiser zelf heeft verklaard een normaal en soepel leven te hebben. [10] De stelling van de staatssecretaris dat eiser een eigen theehuis bezat, is ter zitting komen te vervallen. Gelet op het voorgaande, heeft de staatssecretaris terecht geconcludeerd dat geen sprake is van discriminatie die leidt tot een dusdanige beperking van eisers bestaansmogelijkheden dat hij op sociaal en maatschappelijk gebied onmogelijk kan functioneren. Hierdoor oordeelt de rechtbank dat niet kan worden gesproken van een gegronde vrees voor vervolging of van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte.
21. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris het eerste relevante element voor wat betreft de gestelde staatloosheid terecht niet aannemelijk geacht en het tweede relevante element ongeloofwaardig kunnen achten. Verder heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de wel aannemelijk geachte discriminatie niet kan leiden tot verlening van een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, of b, van de Vw. [11]
Conclusie en gevolgen
22. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
23. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Basisregistratie Personen.
2.Uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3385 en van 10 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2898.
3.Werkinstructie 2020/19, paragraaf 3.2.
4.Pagina 4, rapport nader gehoor.
5.Pagina 15 en 17, rapport nader gehoor.
6.Pagina 7 en 17, rapport nader gehoor.
7.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
8.Pagina 7, rapport aanmeldgehoor, pagina 4 en 5, rapport nader gehoor.
9.Pagina 4, rapport nader gehoor.
10.Pagina 4, rapport nader gehoor.
11.Vreemdelingenwet 2000.