In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2023, zaaknummer SGR 23/2694, is het verzoek van eiser, een Afghaanse bewaker die voor de Nederlandse krijgsmacht heeft gewerkt, om overgebracht te worden naar Nederland afgewezen. Eiser had verzocht om hem en zijn gezin vanuit Afghanistan naar Nederland te brengen, maar de minister van Buitenlandse Zaken heeft dit verzoek afgewezen op basis van de criteria uit de Kamerbrief van 11 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die in deze Kamerbrief zijn gesteld, omdat hij niet is opgeroepen tijdens de acute evacuatiefase en niet behoort tot de afgebakende groepen die voor overbrenging in aanmerking komen. Eiser heeft betoogd dat hij gelijkgesteld moet worden met medewerkers die direct voor het ministerie van Defensie werkten, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de bewakers van Afghan Security Guard (ASG) niet onder deze categorie vallen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat er onvoldoende bewijs was dat eiser structureel substantiële werkzaamheden voor Defensie heeft verricht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van inconsistente toepassing van het beleid, en dat de afwijzing van het verzoek niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op €627,75.