ECLI:NL:RBDHA:2023:14684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
NL23.16214 en NL23.16215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • C.I.H. Kerstens - Fockens
  • J.J. Yilmaz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Polen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 september 2023, met zaaknummers NL23.16214 en NL23.16215, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, een Jemeniet geboren in 1999, had op 25 januari 2023 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die niet aanwezig was tijdens de zitting op 29 augustus 2023, maar werd vertegenwoordigd door een waarnemer.

De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een overdracht aan Polen opnieuw in detentie zal worden geplaatst. Eiser heeft aangevoerd dat er in Polen sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, en dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van de rechtbank en concludeert dat er vooralsnog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank oordeelt dat de informatie die eiser heeft aangevoerd niet voldoende is om tot een ander oordeel te komen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16214 en NL23.16215
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer],

eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser is geboren op [geboortedag] 1999 en heeft de Jemenitische nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser was hierbij niet aanwezig en werd vertegenwoordigd door mr. O. Sarac als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 25 januari 2023 heeft eiser asiel aangevraagd. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 23 november 2022 asiel heeft aangevraagd in Polen. Volgens verweerder is Polen daarom verantwoordelijk voor eisers asielaanvraag en verweerder heeft de aanvraag daarom niet in behandeling genomen. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat verweerder niet meer kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen omdat er in Polen sprake is van zodanige systeemgerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen dat er ernstige, op feiten berustende, gronden zijn om aan te nemen dat eiser bij zijn overdracht of als gevolg daarvan een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [2] en artikel 3 van het EVRM. [3] Uit een rapport van de Helsinki Foundation for Human Rights [4] en een verklaring van Felipe Gonzáles Morales, de Speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten en migranten blijkt dat Polen zich schuldig maakt aan illegale pushbacks. [5] Vreemdelingen die in Polen internationale bescherming aanvragen worden volgens een verklaring van Amnesty International van april 2022 [6] bovendien willekeurig in detentie geplaatst onder zeer slechte omstandigheden. Eiser heeft zelf ook enkele maanden in detentie doorgebracht met onder andere criminelen. Eiser werd gedurende zijn detentie als crimineel behandeld en heeft niets meer vernomen van zijn asielprocedure. Vreemdelingen die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen worden wederom in gesloten centra geplaatst. Dit blijkt uit een bericht dat geplaatst is op de website van de Poolse grenswacht en een artikel waarin de Duitse NGO Pro Asyl oproept om vreemdelingen in het kader van de Dublinverordening niet meer over te dragen. [7] Mocht de rechtbank dit niet volgen dan verzoekt eiser de rechtbank om het beroep aan te houden in afwachting van de prejudiciële vragen die gesteld zijn over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [8] Eiser verwijst daarvoor ook naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 maart 2023 [9] en een uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 16 maart 2023 [10] waarin voorlopige voorzieningen zijn toegewezen in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. De rechtbank verwijst allereerst naar het oordeel van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 juni 2022 [11] en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 april 2023. [12] In deze uitspraken is geoordeeld dat voor Polen nog kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij is onder andere ingegaan op (toegang tot de) asielprocedure, pushbacks, juridische bijstand, opvangomstandigheden, toegang tot een onafhankelijke rechter en een eerlijk proces in vreemdelingenrechtelijke zaken. Volgens de zittingsplaats Arnhem is niet gebleken dat Polen zich – afgezien van pushbacks aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het Europees asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd en aan informatie heeft overgelegd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen en overweegt hiertoe als volgt.
Pushbacks
5. Niet in geschil is tussen partijen dat pushbacks plaatsvinden in Polen aan de buitengrenzen. Verweerder heeft mogen overwegen dat het rapport van de Helsinki Foundation en de brief van de VN-rapporteur ingaan op de pushbacks die plaatsvinden aan de grens met Wit-Rusland, maar dat uit deze bronnen niet blijkt dat vreemdelingen die terugkeren in het kader van de Dublinverordening ook met deze pushbacks te maken krijgen.
Risico op detentie
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij een overdracht aan Polen opnieuw in detentie zal worden geplaatst. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 14 juli 2023 [13] is geoordeeld dat uit rapporten en landeninformatie is gebleken dat er soms een risico bestaat op detentie, maar dat daar nog niet uit volgt dat er sprake is van systematische detentie van vreemdelingen die terugkeren in het kader van de Dublinverordening. De rechtbank, zittingsplaats Arnhem heeft bij haar oordeel in de uitspraak van 14 juli 2023 de meest recente informatie, waaronder het AIDA-rapport van mei 2023 betrokken. De rechtbank deelt dit oordeel. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat iemand in vreemdelingendetentie plaatsen, ook wanneer hij Dublin-claimant is, niet per definitie onrechtmatig is. Omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij opnieuw in detentie zal worden geplaatst, zal de rechtbank niet ingaan op de detentieomstandigheden. Eiser heeft bovendien niet onderbouwd dat hij niet kan klagen bij de Poolse autoriteiten over onrechtmatige detentie en slechte detentieomstandigheden of dat dit bij voorbaat zinloos is.
Aanhouding
7. Ten aanzien van het verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden totdat de prejudiciële vragen over de (on)deelbaarheid van het interstatelijke vertrouwensbeginsel zijn beantwoord, overweegt de rechtbank dat de Advocaat-Generaal zich in de conclusie van 13 juli 2023 [14] al wel heeft uitgelaten over deze vragen. De Advocaat-Generaal heeft overwogen dat pushbacks weliswaar een ernstige inbreuk vormen op de grondrechten van derdelanders maar dat dit niet betekent dat bij een overdracht in het kader van de Dublinverordening niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel aangezien er geen gronden zijn om aan te nemen dat een vreemdeling die wordt overgedragen in het kader van de Dublinverordening opnieuw zal worden blootgesteld aan pushbacks. [15] Gelet op wat door de Advocaat-Generaal is overwogen en het oordeel van de rechtbank zoals hiervoor verwoord, ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen in stand blijft.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens - Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het rapport van de Helsinki Foundation for Human Rights van juni 2022, ‘The Lawless Zone: Polish-Belarussian Border Monitoring’.
5.Zie de verklaring van de Speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten en migranten van 28 juli 2022, ‘End of visit statement of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, Felipe González Morales’.
6.Zie de verklaring van Amnesty International van 11 april 2022, ‘Poland: cruelty not compassion at Europe’s other borders’, pagina 1.
7.Zie het artikel op de website infomigrants.net van 1 augustus 2022, ‘German rights group calls for halt in deportations to Poland’.
8.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)van 14 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1006.
10.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 16 maart 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:1151.
11.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 2 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5327.
12.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 28 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2475.
13.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 14 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10621.
14.Zie de Conclusie van Advocaat-Generaal Richard de La Tour van 13 juli 2023, ECLI:EU:C:2023:593.
15.ibidem, punten 33 en 34.