ECLI:NL:RBDHA:2023:14667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
NL23.20972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had op 16 mei 2023 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris buiten behandeling gesteld, omdat de benodigde bewijsstukken niet tijdig waren ingediend. Het bezwaar van de eiseres tegen deze beslissing werd op 22 juni 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens op 20 juli 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 15 september 2023 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiseres stelde dat zij analfabeet is en dat dit haar heeft belemmerd in het indienen van de benodigde documenten. Daarnaast voerde zij aan dat haar medische situatie, waaronder sikkelcelziekte, een reden was om uitstel van vertrek te verlenen. De staatssecretaris betwistte deze argumenten en stelde dat de aanvraag onvolledig was en dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het aanleveren van de juiste informatie.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen, omdat eiseres niet tijdig de benodigde documenten had ingediend. Ook werd geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiseres te horen, aangezien er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiseres om een nieuwe aanvraag in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum]
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om haar uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 22 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 20 juli 2023 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2023. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op 7 januari 1986 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Zij is in 2020 Nederland binnengekomen. Sindsdien heeft eiseres meerdere aanvragen voor verblijfsvergunningen ingediend, die steeds zijn afgewezen. Op 10 februari 2023 heeft eiseres onderhavige aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64, van de Vw.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld, omdat de gevraagde bewijsmiddelen niet conform de vereisten, zoals deze zijn neergelegd in A3/7.2.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc), binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Eiseres heeft noch het formulier ‘Bijlage Bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’, noch de relevante medische stukken van de behandelend internist-hematoloog overlegd. Van een geldige reden voor het niet aanleveren van de benodigde bewijsmiddelen is niet gebleken. Er kan dan ook geen medisch advies worden gevraagd bij het Bureau Medische Advisering (BMA), aldus verweerder.
3. In bezwaar heeft eiseres een ‘Bijlage bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’, gedagtekend 24 mei 2023, en de relevante medische stukken van de hiervoor bedoelde behandelaar (een brief van 26 oktober 2022 aan de huisarts van eiseres) overgelegd.
4. Verweerder heeft het bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag ongegrond heeft kunnen verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten in het bestreden besluit te volstaan met een beoordeling of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld?
7. Eiseres vindt dat het bezwaar ten onrechte ongegrond is verklaard. Eiseres is analfabeet en dat maakt communiceren en het (laten) opvragen en ondertekenen van stukken lastig. Eiseres krijgt ook geen steun van het COA. Verweerder dient in bezwaar een volledige heroverweging te maken. Eiseres heeft in de bezwaarfase de aanvraag compleet gemaakt. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet overgaat tot het vragen van advies aan het BMA. Door ernstige medische aandoeningen kan uitzetting naar het land van herkomst - in strijd met het belang van eiseres - schending van artikel 3 van het EVRM opleveren. Het bestreden besluit schaadt eiseres onevenredig. Eiseres lijdt aan sikkelcelziekte hetgeen gezien jurisprudentie aannemelijk maakt dat eiseres in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden, aldus eiseres.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, ten tijde van het primaire besluit, de aanvraag onvolledig was en dat deze pas met de in bezwaar overgelegde, eerder meerdere malen gevraagde stukken wel compleet was. Verweerder benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van eiseres is om voldoende, volledige en recente medische informatie te verstrekken voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat hij, gelet op de geboden mogelijkheden tot herstel van het verzuim in de aanvraagfase, de aanvraag niet alsnog in behandeling heeft hoeven nemen. Verweerder verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:459.
Met betrekking tot het beroep van eiseres op de hoorplicht, merkt verweerder op dat op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb hij van het horen kan afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder stelt dat zich een dergelijke situatie hier voor doet. Verweerder acht daartoe van belang dat in bezwaar eerst en vooral dient te worden beoordeeld of het primaire besluit tot buitenbehandelingstelling van de aanvraag rechtmatig is, waarbij het bestuursorgaan rekening mag houden met het bijzondere karakter van een besluit genomen krachtens artikel 4:5, van de Awb. In bezwaar is niet in geschil dat namens eiseres niet alle door verweerder verzochte stukken ten tijde van het primaire besluit zijn overlegd. Verweerder stelt dat daarom de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en het bezwaar terecht kennelijk ongegrond is verklaard en hij aldus niet ten onrechte van het horen van eiseres heeft afgezien.
9. De rechtbank stelt voorop dat verweerder op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb, de bevoegdheid heeft om een aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking, mits verweerder de aanvrager een termijn heeft geboden om de aanvraag aan te vullen (het verzuim te herstellen).
10. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1886, 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1905 en 14 februari 2022 ECLI:RVS:2022:459 vindt ingevolge artikel 7:11, van de Awb op grondslag van een ontvankelijk bezwaar een heroverweging van het op de aanvraag genomen besluit plaats. De aard van deze heroverweging in bezwaar brengt met zich dat het bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om na een juiste toepassing van artikel 4:5, van de Awb de alsnog overgelegde gegevens en bescheiden in de heroverweging te betrekken en alsnog een inhoudelijk besluit op de aanvraag te nemen. De Afdeling heeft eveneens eerder overwogen in haar uitspraak van 26 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6620, dat hoewel het bestuur niet gehouden is ontbrekende gegevens en bescheiden die na het nemen van het besluit op de aanvraag alsnog zijn overgelegd, bij voormelde heroverweging in aanmerking te nemen, dit het bestuur wel vrijstaat. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid die terughoudend door de rechter dient te worden getoetst.
11. De rechtbank is, terughoudend toetsend, van oordeel dat verweerder in dit geval in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de discretionaire bevoegdheid om de aanvraag niet alsnog in behandeling te nemen. Verweerder heeft belang mogen hechten aan het feit dat eiseres pas in de bezwaarfase - na een vijf-/zestal verleende mogelijkheden tot herstel van verzuim in de aanvraagfase - een complete aanvraag heeft ingediend. Ook heeft hij bij zijn besluit mogen betrekken dat eiseres zelf kan kiezen wanneer ze de aanvraag indient, en er dus ook voor kan kiezen dat pas te doen als alle gegevens beschikbaar zijn. Daarnaast heeft zij hulp kunnen inroepen van haar gemachtigde, zodat het feit dat ze zelf niet goed kan lezen en schrijven evenmin doorslaggevend is. Dat eiseres naar eigen zeggen sikkelcelziekte heeft raakt de inhoud van de medische beoordeling, en welke gevolgen dat mogelijk zou kunnen hebben zou pas na advisering door BMA kunnen blijken. Verweerder hoefde bij zijn besluitvorming niet vooruit te lopen op de mogelijke uitkomst van die advisering. Ten slotte heeft verweerder bij zijn afweging mogen betrekken dat het eiseres vrij staat om een nieuwe aanvraag in te dienen.
12. Verder heeft verweerder op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, mogen afzien van het horen van eiseres in bezwaar. Hierbij is van belang dat in bezwaar vast stond dat de aanvraag ten tijde van het primaire besluit onvolledig was en dat, zoals hiervoor werd overwogen, verweerder de aanvraag van eiseres buiten behandeling heeft mogen stellen, zodat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar ongegrond zou zijn.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.