ECLI:NL:RBDHA:2023:14460
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan zijn referent. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 20 september 2023 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 8 november 2022 is ingediend en dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De beslistermijn is door verweerder verlengd, maar is uiteindelijk verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 9 juni 2023 in gebreke gesteld en het beroep is op 10 juli 2023 ingesteld, wat tijdig is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens heeft de rechtbank verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast zijn de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vastgesteld op € 1.442. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt.