ECLI:NL:RBDHA:2023:14458
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 20 september 2023 uitspraak gedaan. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser zijn aanvraag op 21 augustus 2022 heeft ingediend. Verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn verlengd. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 25 mei 2023 in gebreke gesteld en heeft op 1 augustus 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.