ECLI:NL:RBDHA:2023:14454
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan haar referent. De aanvraag is op 22 juni 2022 ingediend, maar verweerder heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen beslist. Eiseres heeft verweerder op 16 januari 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 4 juli 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en kennelijk gegrond, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50, en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken om de noodzaak van een langere beslistermijn te onderbouwen, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.