Uitspraak
Wijziging/vaststelling voorlopige voorzieningen
Beschikking op het op 28 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van:
[naam1] ,
[naam2] ,
Procedure
- de vrouw bijgestaan door haar advocaat en mr. S.J. te Boekhorst ;
- de man bijgestaan door zijn advocaat.
Verzoek en verweer
primair, indien de rechtbank van oordeel is dat de bij beschikking van [beschikkingsdatum] 2023 getroffen voorlopige voorzieningen hun kracht niet verloren hebben, voornoemde beschikking van [beschikkingsdatum] 2023 te wijzigen en te bepalen dat:
- de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning in ( [postcode1] ) [plaats1] , aan de [adres1] , met inbegrip van de inboedel en met bevel dat de man de woning niet verder mag betreden, met machtiging aan de vrouw deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
- de man aan de vrouw, met ingang van 28 juni 2023, een voorlopige partneralimentatie van € 1.557,- bruto per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat de bij beschikking van [beschikkingsdatum] 2023 getroffen voorlopige voorzieningen hun kracht verloren hebben, te bepalen dat:
- de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning in ( [postcode1] ) [plaats1] , aan de [adres1] , met inbegrip van de inboedel en met bevel dat de man de woning niet verder mag betreden, met machtiging aan de vrouw deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
- de man aan de vrouw, met ingang van 28 juni 2023, een voorlopige partneralimentatie van € 1.557,- bruto per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
Voorgeschiedenis
- Om een urgentieverklaring voor een andere woning te kunnen verkrijgen heeft de vrouw op 22 november 2022 in de echtscheidingsprocedure een verzoek tot echtscheiding ingediend en daarbij verzocht om bij voorrang de echtscheiding uit te spreken en voor het overige de nog in te dienen verzoeken (nevenvorderingen) aan te houden voor een periode van zes maanden. De man heeft hiermee bij verweerschrift van 14 december 2022 ingestemd.
- Bij beschikking van 30 januari 2023 van deze rechtbank (in de echtscheidingsprocedure) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de behandeling met betrekking tot de nevenvoorzieningen pro forma aangehouden tot 1 augustus 2023.
- Bij beschikking van [beschikkingsdatum] 2023 van deze rechtbank (in de voorlopige voorzieningenprocedure van 30 maart 2023) zijn voorlopige voorzieningen getroffen, waarin – voor zover hier van belang – is bepaald dat:
- de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning in ( [postcode1] ) [plaats1] , aan de [adres1] , met inbegrip van de inboedel;
- de man aan de vrouw, met ingang van het moment dat de vrouw de echtelijke woning heeft verlaten, voorlopig een partneralimentatie van € 1.557,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
- De echtscheidingsbeschikking is op [datum echtscheiding] 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waarmee het huwelijk van partijen op die datum is ontbonden. Op deze datum had geen van partijen in de echtscheidingsprocedure enige nevenvoorziening verzocht.
- Voor het eerst bij F9-formulieren van 26 juni 2023 in de echtscheidingsprocedure benoemen beide partijen dat zij ieder voor zich het huurrecht van de echtelijke woning wensen c.q. niet willen prijsgeven.
- Op 26 juni 2023 heeft de vrouw (met de jongmeerderjarige zoon en de twee honden van partijen) de echtelijke woning verlaten.
- Bij e-mailbericht van 26 juni 2023 van [bedrijf] is aan de vrouw bericht dat haar urgentieaanvraag voor een andere woning is afgewezen.
- Bij F9-formulier van 17 juli 2023 in de echtscheidingsprocedure heeft de vrouw een verzoekschrift nevenvoorzieningen behorende bij het verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. In dit verzoekschrift heeft de vrouw onder meer een verzoek gedaan tot toewijzing van het huurrecht aan haar en tot vaststelling van een door de man aan haar te betalen partneralimentatie. De (verlengde) verweertermijn van de man ten aanzien van dit verzoekschrift loopt ten tijde van de zitting in de onderhavige procedure (op 17 augustus 2023) nog.
- Op 17 juli 2023 heeft de vrouw daarnaast (in de partneralimentatieprocedure) een separaat verzoek tot vaststelling van een door de man aan haar te betalen partneralimentatie ingediend. Ook in deze zaak loopt de (verlengde) verweertermijn van de man ten tijde van de zitting in de onderhavige procedure (op 17 augustus 2023) nog.
Juridisch kader
In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan ieder der echtgenoten om voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823 verzoeken. Een verzoek tot voorlopige voorzieningen kan worden gedaan tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest.
(…)
1. De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:
(…)
(…)
Standpunten van partijen
“indien dit verzoek is gedaan”moet daarbij aldus worden begrepen dat het verzoek tot deze nevenvoorzieningen in de echtscheidingsprocedure
op enig momentmoet zijn gedaan, waarbij dat moment ook ná de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand gelegen kan zijn. Nu er op dit moment in de echtscheidingsprocedure nevenvoorzieningen voorliggen – onder meer ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning en de partneralimentatie – zijn de voorlopige voorzieningen op deze punten niet vervallen, aldus de vrouw. Subsidiair stelt de vrouw zich op het standpunt dat de onderhavige verzoeken ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de voorlopige partneralimentatie op grond van artikel 821 Rv opnieuw kunnen worden gedaan, omdat de echtscheidingsprocedure nog loopt en daarin op dit moment wel nevenvoorzieningen zijn verzocht ten aanzien van het huurrecht van de echtelijke woning en de partneralimentatie en – zo begrijpt de rechtbank de vrouw – de onderhavige verzoeken op grond van artikel 826 Rv haar kracht behouden totdat de beslissingen op de nevenvoorzieningen in de echtscheidingsprocedure in kracht van gewijsde zijn. Een dergelijke uitleg is ook in lijn met wat de wetgever blijkens haar toelichting voor ogen had met de voorlopige voorzieningen regeling in de artikelen 821 tot en met 826 Rv, te weten dat leemtes tussen het moment van het eindigen van de voorlopige voorzieningen en de daarmee corresponderende definitieve voorziening voorkomen moeten worden.
“indien dit verzoek is gedaan”kan in genoemde bepalingen niet anders worden begrepen dan dat deze verzoeken in de echtscheidingsprocedure moeten zijn gedaan op het moment dat de echtscheidingsbeschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Verder stelt de man dat de onderhavige verzoeken ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de voorlopige partneralimentatie niet opnieuw kunnen worden verzocht, aangezien het bepaalde in artikel 821 Rv met zich brengt dat een voorlopige voorziening niet meer kan worden verzocht vanaf het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 Rv haar kracht verliest. Dat is in dit geval op het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, omdat er op dat moment nog geen nevenverzoeken op deze punten in de echtscheidingsprocedure waren gedaan. De man verwijst hierbij ook naar wat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad hierover heeft overwogen in zijn conclusie van 25 mei 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:632, r.o. 2.12), wat door de Hoge Raad in zijn de uitspraak van 31 augustus 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1414) is gevolgd.
Beoordeling
indien dit verzoek is gedaan”in artikel 826 eerste lid onder a en c Rv moet worden begrepen dat het verzoek tot deze nevenvoorzieningen “
op enig moment”in de echtscheidingsprocedure moet zijn gedaan, waarbij dat moment ook ná de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand gelegen kan zijn gelegen. Naar het oordeel van de rechtbank strookt deze opvatting niet met de bewoordingen zoals opgenomen in artikel 826 Rv, die op dit punt helder zijn. De door de vrouw genoemde uitleg van
“indien dit verzoek is gedaan”zou ook tot rechtsonzekerheid leiden over het moment waarop de voorlopige voorzieningen hun kracht zouden verliezen. De rechtbank betrekt bij haar overwegingen – zoals door de man aangehaald – wat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad hierover heeft overwogen in zijn conclusie van 25 mei 2018 (ECLI:NL:PHR:2018:632, r.o. 2.12), wat door de Hoge Raad in zijn de uitspraak van 31 augustus 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1414) is gevolgd:
Kamerstukken II1978/79, 15638, nr. 3, p. 24-25 en HR 8 juli 1996; ECLI:NL:HR:1996:AC0478, NJ 1997/120, r.o. 3.3.2).
“bij toewijzing voor ten uitvoerlegging vatbaar wordt danwel bij afwijzing in kracht van gewijsde gaat”als 'vervalgrond’ geschrapt en vervangen door
“in kracht van gewijsde gaat”. Dit ziet alleen op de hierboven genoemde gevallen als beschreven in genoemde uitspraak van de Hoge Raad. De ‘vervalgrond’ dat voorlopige voorzieningen ten aanzien van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de voorlopige partneralimentatie hun kracht verliezen indien op het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking geen corresponderende nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure is gevraagd is bij Wet van 9 maart 2023 ongewijzigd gebleven.