ECLI:NL:RBDHA:2023:14148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
NL23.11929 en NL23.11931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag van Iraakse tweelingbroers op basis van geloofsgroei en homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van twee Iraakse tweelingbroers tegen de afwijzing van hun vierde asielaanvraag beoordeeld. De eisers, die claimen bekeerd te zijn tot het christendom en dat één van hen homoseksueel is, hebben eerder drie asielaanvragen ingediend, die allemaal zijn afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de huidige aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij de geloofsgroei en de homoseksuele geaardheid van eiser 1 niet geloofwaardig acht. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het toetsingskader correct heeft toegepast en dat de eisers onvoldoende nieuwe elementen hebben aangedragen die hun geloofwaardigheid kunnen herstellen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. De rechtbank wijst het beroep van eisers af, maar kent hen wel een proceskostenvergoeding toe wegens een gebrek in de besluitvorming van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.11929 en NL23.11931

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1.
[eiser], V-nummer: [v-nummer],
2.
[eiser], V-nummer: [v-nummer],
eisers,
(gemachtigde: mr. M.M.G. Crompvoets),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: A. Hadvy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Eisers stellen van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1991. Als eisers niet gezamenlijk worden aangeduid, maar individueel, zal de rechtbank dit doen door eiser 1 aan te spreken als ‘[eiser 1]’ en eiser 2 als ‘[eiser 2]’.
1.1.
Op 29 september 2015 is door eisers een eerste aanvraag voor een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is op 22 november 2016 afgewezen. Op 16 februari 2017 is het ingestelde beroep ongegrond verklaard door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle en op 29 maart 2017 is het ingestelde hoger beroep door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) ongegrond verklaard (201702198/1/V2).
1.2.
Op 5 februari 2018 is door eisers vervolgens een tweede aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is op 7 februari 2018 afgewezen. Op 13 april 2018 is het ingestelde beroep ongegrond verklaard door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam.
1.3.
Eisers hebben op 2 augustus 2018 een derde aanvraag voor verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend waarin zij voor het eerst aangaven bekeerd te zijn tot het christendom. Deze aanvraag is op 10 mei 2019 afgewezen. Op 17 februari 2020 is het ingestelde beroep ongegrond verklaard door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Het ingestelde hoger beroep is op 25 maart 2020 door de Afdeling ongegrond verklaard (202001307/1/V2).
1.4.
Eisers hebben op 25 oktober 2021 een (vierde opeenvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 april 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen richt zich het beroep van eisers.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 augustus 2023 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, mr. C.M.G.M. Raafs als vervanger van de gemachtigde van eisers, E. Hannan als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt - kort gezegd - of de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt inneemt dat hij niet gelooft dat eisers bekeerd zijn tot het christendom en dat [eiser 1] homoseksueel is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep van eisers is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De vorige asielprocedure van [eiser 1]
4. [eiser 1] heeft in zijn derde asielprocedure, samengevat en voor zover relevant voor deze procedure, het volgende naar voren gebracht. [eiser 1] vraagt in zijn derde opvolgende aanvraag opnieuw asiel aan, omdat hij in Nederland is bekeerd tot het christendom. In 2017, toen hij al enkele jaren in Nederland was, ontstond bij hem op een gegeven moment interesse naar christenen, het christendom en de kerk. Hij wilde weten of het waar was wat in de Koran stond over het christendom en of christenen inderdaad ongelovig zijn zoals hem was verteld. Uit nieuwsgierigheid is hij een kerk binnen gestapt en in gesprek geraakt met de dominee. Hij heeft de dominee gevraagd of iemand hem de Nederlandse taal kon leren. Een week later meldde iemand zich om hem gratis les te geven. [eiser 1] zag de echte hulp en gastvrijheid in de kerk en realiseerde zich dat de kerk hem had geholpen en niet de moskee. Vanaf dat moment had [eiser 1] geen vertrouwen meer in de islam. Door het beeld dat hij had gekregen van het christendom, het feit dat hij in Irak was bedreigd en omdat hij de islam toch al niet praktiseerde, is hij afvallige geworden.
4.1.
[eiser 1] had verder last van PTSS en op een dag bad hij tot God of Hij hem kon genezen. Op 15 mei 2018 werd [eiser 1] ’s ochtends wakker en voelde het alsof hij een nieuw leven had gekregen en had hij geen last meer van PTSS. [eiser 1] verklaart daarover dat hij voelt dat hij door God een nieuw leven heeft gekregen. Zijn boosheid en stress zijn verdwenen. Hij houdt van vrede en rust en respecteert alle mensen. Voorheen toen hij nog moslim was praatte hij bijvoorbeeld niet met een homoseksueel en werd hij daar boos over. Hij had geen respect voor diegene, maar nu is het voor [eiser 1] de normaalste zaak van de wereld en praat hij wel met homo’s.
4.2.
[eiser 1] wil, als hij terug zou moeten, in Irak zijn religie belijden zoals hij dat nu doet, maar dat is gevaarlijk. Hij is nu christen en hij moet dat wel bekendmaken, omdat Jezus hem dat heeft gezegd. Het is zijn verlossing, zijn wedergeboorte.
De vorige asielprocedure van [eiser 2]
heeft in zijn derde asielprocedure, samengevat en voor zover relevant voor deze procedure, het volgende naar voren gebracht.
4.3.
De reden voor zijn bekering was het geloof in Jezus. Hij heeft afstand gedaan van de islam. Hij voelde zich toen voor het eerst een volledig en volwaardig mens. In Nederland zag hij echter hoe christenen met mensen omgingen en anderen hielpen. In de winter van 2017 ging hij voor het eerst naar een kerk in Venray. In de kerk werd hij ontvangen als een familielid van hun en als een zoon van hun. Hij werd heel vriendelijk ontvangen door de dominee. Die vroeg wat voor een hulp hij kon bieden. [eiser 2] was geïnteresseerd geraakt in het christendom en wilde op verder onderzoek uitgaan. Hij was nieuwsgierig en wilde meer en meer weten over Jezus en het christendom. In zijn nieuwe kerk in Amsterdam ging hij iets meer geloven in Jezus. Het bezoek aan de kerk heeft zijn interesse aangewakkerd. De sfeer was prettig en hij voelde zich nooit een vreemde binnen de groep. Hij besloot het Heilige Boek te gaan lezen. Dat trok hem meer en meer naar het christelijk geloof. Het was niet zozeer dat het geloof toenam, maar hij kreeg er meer aandacht voor en ging meer ontdekken wat er in het christelijk geloof is. Hij ontdekte dat de kerk een familie is, broers en zussen. Hij zag dat zij bidden voor Jezus. De manier van bidden voor Jezus en dat Jezus zich heeft opgeofferd voor ons. Hij kreeg in de kerk ook Bijbellessen.
4.4.
[eiser 1] had PTSS. Die ziekte kent geen genezing. [eiser 2] heeft tot Jezus gebeden en gevraagd zijn broer te genezen. [eiser 1] is ’s morgensvroeg naar hem toegekomen en heeft gezegd dat hij helemaal was genezen van de ziekte en niet meer naar de dokter hoefde. Dat gaf [eiser 2] een heel gelukkig gevoel. De Heilige Geest heeft hem en zijn broer aangeraakt. 15 mei 2018, de dag waarop zijn broer is genezen van PTSS, is het moment waarop [eiser 2] is bekeerd. Sinds die datum gelooft hij 100 procent in Jezus en is alles anders. Hij heeft het verhaal van zijn tweelingbroer ook verteld in de kerk en ze zeiden dat dit een wonder was. Ook de geboorte van Jezus ziet [eiser 2] als een wonder. Hij is ervan overtuigd dat Jezus de verlosser is. [eiser 2] beschouwt zich als een zoon van God, zijn vader. Hij wil liefde aan iedereen tonen. Hij bidt en zingt samen met de andere gelovigen, zamelt geld in en doneert aan de kerk. Aan het eind van de gezamenlijke activiteiten in de kerk doet hij zijn best om de keuken op te ruimen.
Het asielrelaas van eisers
5. Eisers leggen aan hun huidige asielaanvraag - samengevat - ten grondslag dat als het gaat om hun bekering tot het christendom zij sinds hun afgewezen derde asielaanvraag een geloofsgroei hebben doorgemaakt op grond waarvan aannemelijk is dat eisers, in ieder geval op dit moment, zodanig zijn bekeerd dat de staatssecretaris hun asielrelaas op dat punt geloofwaardig zou moeten vinden. Verder is [eiser 1] inmiddels uit de kast gekomen en zegt hij homoseksueel te zijn. Gelet op het voorgaande geldt dat als eisers zouden moeten terugkeren naar Irak, zij ernstige vrees hebben voor behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] en artikel 4 van het Handvest [2] . Om die redenen dient aan eisers een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te worden verleend.
De bestreden besluiten
6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Eisers hebben zich bekeerd (geloofsgroei);
Voor [eiser 1] onderscheidt de staatssecretaris nog een derde relevant element, namelijk:
3. [eiser 1] is homoseksueel.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat voor beide eisers element een geloofwaardig is en element twee niet geloofwaardig is. Element drie, dat alleen ziet op [eiser 1], gelooft de staatssecretaris ook niet. De staatssecretaris concludeert daarom dat de (opvolgende) asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen dient te worden.
Niet meegenomen videobestanden
7. Eisers geven aan dat hun gemachtigde in een brief van 11 april 2023 een USB stick met videomateriaal van hun doop heeft bijgevoegd na overleg met de staatssecretaris. Volgens eisers is dat videomateriaal door de staatssecretaris echter niet meegenomen in de bestreden besluiten. Daarom zijn de bestreden besluiten volgens eisers onzorgvuldig tot stand gekomen en is het in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Ter zitting hebben eisers hun standpunt nader onderbouwd door aan te geven dat uit het videomateriaal niet alleen de doop(viering) sec kan worden opgemaakt, maar dat niet valt uit te sluiten dat het ook invulling geeft aan de bekering van eisers.
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door het videomateriaal niet te bekijken voorafgaand aan het nemen van de bestreden besluiten, terwijl dat videobestand niet alleen wél in het bezit van de staatssecretaris was, maar partijen ook contact met elkaar hebben gehad over dat het videomateriaal over de doop door eisers nog apart zou worden aangeleverd. De staatssecretaris wist dus ook van het bestaan van het videomateriaal. Hoewel er onzorgvuldig is gehandeld door de staatssecretaris, zal de rechtbank het bestreden besluit hierom niet vernietigen. De rechtbank zal het gebrek in de besluitvorming passeren door toepassing te geven aan
artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank overweegt daartoe dat het gaat om kort videomateriaal van ongeveer 20 seconden waarop de niet ter discussie staande doop(viering) van eisers te zien is. Als eisers met het videomateriaal bedoeld hebben meer te willen laten zien dan hun doop(viering), dan had het op hun weg gelegen om in de zienswijze of op zijn minst in de latere communicatie met de staatssecretaris over het aanleveren van het videobestand, concreet aan te geven waarom het videobestand (nog meer) relevant is voor hun gestelde bekering. Dat hebben eisers echter niet gedaan. Eisers hebben niet beschreven waarom het videomateriaal voor hun asielrelaas relevant zou zijn, anders dan dat de doop(viering) van eisers hierop te zien is.
Element twee: eisers hebben zich bekeerd (geloofsgroei)
9. Als het gaat om de toetsing door de staatssecretaris aan element twee (geloofsgroei), stellen eisers zich op het standpunt dat ondanks dat eisers een aanzienlijk gehoor hebben gehad, door de staatssecretaris in de bestreden besluiten nauwelijks gemotiveerd op hun verklaringen wordt ingegaan. Er lag bij de beoordeling teveel nadruk op wat nieuw zou zijn ten opzichte van zijn derde asielprocedure, terwijl de staatssecretaris heeft miskend dat eisers inmiddels beschikken over voldoende compensatiemogelijkheden die eventuele tekortkomingen in hun motieven voor en het proces van bekering kunnen compenseren. Ook is er volgens eisers onvoldoende aandacht geweest voor de mogelijkheid dat nieuwe ontwikkelingen en verklaringen een ander licht werpen op wat er door hen in de vorige procedure is verklaard. De staatssecretaris had de nieuwe bevindingen en feiten moeten beoordelen in samenhang met wat er in de vorige procedures over bekering is aangevoerd. Daartoe verwijzen eisers naar de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022 [3] .
9.1.
Verder verwijzen eisers naar het grote aantal documenten dat zij hebben overgelegd ter staving van hun bekering/geloofsgroei. Daarvan heeft de staatssecretaris ontoereikend gemotiveerd waarom deze documenten geen inzage zouden geven in de ontwikkeling van het geloof van eisers. Eisers hebben, in tegensteling tot wat de staatssecretaris aanneemt, wel degelijk overtuigende verklaringen hierover afgelegd.
10. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt en dat de staatssecretaris niet ten onrechte bij eisers geen geloofsgroei heeft aangenomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Toetsingskader

11. Uit de door eisers genoemde rechtspraak van de Afdeling volgt dat een vreemdeling die in een opvolgende procedure voortborduurt op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering, in de aanvraag moet toelichten wat er nieuw is en waarom dit tot een andere uitkomst leidt dan in de voorgaande asielprocedure. De uitkomst van de voorgaande procedure blijft hierbij het uitgangspunt. De staatssecretaris mag in zoverre dus een verzwaarde bewijslast voor de vreemdeling aannemen. Nieuwe elementen en bevindingen kunnen echter ook invloed hebben op de wijze waarop de gegevens uit de voorgaande procedure moeten worden beoordeeld. Nieuwe elementen en bevindingen in combinatie met de gegevens uit de voorgaande procedure vormen immers een nieuw samenstel van gegevens, waarover de staatssecretaris zich nog niet eerder heeft uitgelaten. Zijn in rechte vaststaande eerdere geloofwaardigheidsstandpunt gaat niet automatisch over dat samenstel van gegevens, omdat de combinatie van deze gegevens weer nieuwe bevindingen kan opleveren. Voor zaken over geloofsgroei betekent dit dat de staatssecretaris de als nieuw aangedragen elementen en bevindingen moet beoordelen in samenhang met wat de vreemdeling in de voorgaande procedure over de gestelde bekering heeft aangevoerd.
11.1.
Dit heeft ook tot gevolg dat de staatssecretaris in een opvolgende procedure over geloofsgroei, net als in een eerste procedure, aan een vreemdeling volgens WI 2022/3, paragraaf 3.4.4, de mogelijkheid moet bieden om ontoereikende verklaringen over een van de drie elementen van een bekering (motieven voor en proces van bekering, kennis van het nieuwe geloof en religieuze activiteiten), te compenseren met overtuigende verklaringen over de andere twee elementen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 12 mei 2021 [4] , moet de staatssecretaris daar in het licht van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling kenbaar op ingaan. Van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij overtuigend verklaart over zijn ervaringen met en persoonlijke beleving van de ontplooide activiteiten en opgedane kennis.
11.2.
Verder neemt de rechtbank in overweging dat in de werkinstructie die de staatssecretaris gebruikt bij geloofwaardigheidsbeoordelingen van bekeringen, WI 2022/3, over de inhoudelijke beoordeling van een bekering, voor zover relevant, staat dat de staatssecretaris niet beoordeelt of de vreemdeling zichzelf oprecht bekeerd vindt. Getoetst wordt of aannemelijk is dat de door eisers gestelde oprechte bekering gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Als die diepgewortelde overtuiging aannemelijk is gemaakt, wordt door de staatssecretaris uitgegaan van een geloofwaardige bekering. Bij deze beoordeling is de weging van de drie elementen (proces/motieven, kennis en activiteiten) van belang. Belangrijk is dat alle drie de elementen worden betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bekering. De staatssecretaris is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. In het algemeen kan gesteld worden dat het zwaartepunt in de meeste gevallen ligt bij de motieven voor en het proces van bekering en dat binnen de beoordeling van de drie elementen het zwaartepunt ligt op de antwoorden van de vreemdeling over zijn eigen ervaringen en de persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot deze drie elementen.
11.3.
Over de inhoudelijke beoordeling van een beroep op geloofsgroei staat in WI 2022/3, voor zover relevant, daarnaast nog het volgende. Als de vreemdeling de nadruk legt op toegenomen of gewijzigde kennis en/of activiteiten mag worden verwacht dat hij overtuigend verklaart over zijn ervaringen met en persoonlijke beleving van de nadien voortgezette of ontplooide activiteiten en opgedane kennis. Enkel de verklaringen over voortzetting, intensivering of wijziging van activiteiten en/of vergroten van kennis, zonder dat daarbij overtuigende verklaringen worden afgelegd over de persoonlijke beleving hiervan, zullen dus in de regel onvoldoende zijn om niet overtuigende verklaringen over het proces en de motieven van de bekering te compenseren.
Toepassing toetsingskader door de staatssecretaris
11.4.
De rechtbank overweegt dat eisers in hun beroepsgronden die zien op de door de staatssecretaris niet aangenomen geloofsgroei het standpunt innemen dat door de staatssecretaris niet zou zijn getoetst in lijn met het toetsingskader zoals dat door de Afdeling op 28 september 2022 is bepaald. De rechtbank leest de bestreden besluiten als volgt. De rechtbank stelt vast dat uit de bestreden besluiten blijkt dat de staatssecretaris, zoals de Afdeling ook toestaat, bij eisers uitgaat van een ‘verzwaarde bewijslast’ vanwege hun eerder ongeloofwaardig geachte bekering. Uitgaande van een eerder ongeloofwaardig bevonden bekering is de staatssecretaris in de bestreden besluiten van oordeel dat de door eisers in de huidige asielprocedure afgelegde verklaringen en overgelegde documenten zodanig beperkt zijn dat deze de gebreken uit de eerder ongeloofwaardig bevonden bekering niet kunnen herstellen, ook niet als onderdeel van een integrale procedure-overstijgende geloofwaardigheidsbeoordeling. Met andere woorden, weliswaar is de staatssecretaris gehouden om bij geloofsgroei dat de als nieuw aangedragen elementen en bevindingen te beoordelen in samenhang met wat eisers in de voorgaande procedure over de gestelde bekering hebben aangevoerd, maar als van die nieuwe verklaringen en documenten duidelijk is dat ze van dien aard zijn dat deze, ook in samenhang beoordeeld, geen ander licht kunnen werpen op de verklaringen en documenten uit de eerdere procedure, is de staatssecretaris niet gehouden om vergaand te motiveren waarom de bestaande elementen en verklaringen niet in een nieuw licht komen te staan. De staatssecretaris geeft in het voornemen aan dat eisers voortborduren op hun eerdere ongeloofwaardig bevonden bekering en ten opzichte van de vorige asielprocedure niet op een meer diepgaande en persoonlijke wijze hebben verklaard. Daardoor kan wat eisers in deze asielprocedure aanvoeren nooit leiden tot een geloofwaardige bekering en hoeft de staatssecretaris ook niet (opnieuw) nader in te gaan op elementen uit de vorige asielprocedures.
11.5.
Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris de bestaande documenten en verklaringen uit de derde asielprocedure van eisers op de juiste wijze heeft meegenomen in zijn beoordeling. Dat geldt ook voor het rapport van de Stichting Gave. Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport van de Stichting Gave door de rechtbank meegenomen in de beoordeling van de derde asielprocedure van eisers die tot de uitspraak van 17 februari 2020 heeft geleid. Destijds was het echter ook al zo dat de verklaringen van eisers onvoldoende waren om bekering aan te nemen (zie rechtsoverweging 5.2.3 van die uitspraak), zodat de waarde van het rapport van de Stichting Gave in die procedure op dat punt beperkt was en door de rechtbank verder niet is besproken. Dat betekent echter niet dat de staatssecretaris het rapport in deze procedure niet heeft meegenomen of niet correct zou hebben gewogen. Doordat eisers er volgens de staatssecretaris niet in zijn geslaagd om toereikend te verklaren over hun geloofsgroei, maar niet meer doen dan summier voortborduren op wat door de staatssecretaris al niet wordt geloofd, kunnen zij die leemte niet vullen met het rapport van de Stichting Gave.
11.6.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de staatssecretaris het asielrelaas van eisers in lijn met het toetsingskader van de Afdeling heeft beoordeeld. Eisers kunnen een andere uitkomst van die beoordeling voorstaan, maar dat betekent nog niet dat de staatssecretaris het kader onjuist heeft toegepast.
Inhoudelijke geloofwaardigheidsbeoordeling
11.7.
De rechtbank overweegt verder dat als het gaat om de daadwerkelijk door de staatssecretaris verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling, door eisers niet concreet is aangegeven waarom deze beoordeling ten onrechte negatief voor hen uitpakt. Eisers hebben, ook na hiertoe op zitting in de gelegenheid te zijn gesteld, niet concreet aangegeven op welke onderdelen en/of verklaringen door de staatssecretaris ontoereikend zou zijn gemotiveerd dat geloofsgroei niet wordt aangenomen. De rechtbank overweegt dat de enkele algemene stelling dat de staatssecretaris onvoldoende zou motiveren door terug te verwijzen naar het (gemotiveerde) voornemen op zichzelf geen onderbouwing voor een ontoereikende motivering oplevert. Ook konden eisers niet ermee volstaan door zonder toelichting terug te verwijzen naar hun zienswijze. Overigens acht de rechtbank de bestreden besluiten op het punt van geloofsgroei in zijn algemeenheid door de staatssecretaris voldoende gemotiveerd en begrijpelijk.
Afvalligheid
12. Kort voorafgaand aan de zitting hebben eisers hun beroepsgronden nog uitgebreid, in die zin dat zij stellen dat zij afvallig zijn en dat eisers vinden dat de staatssecretaris had moeten motiveren of hij hier wel of niet vanuit gaat. De rechtbank overweegt dat afvalligheid weliswaar een zelfstandig asielmotief kan zijn, maar dat in deze zaak niet aan de orde is. Eisers hebben afvalligheid namelijk niet aan hun opvolgende asielrelaas ten grondslag gelegd. De gemachtigde van eisers heeft op zitting erkend dat hij dat pas later heeft gedaan, namelijk in een brief aan de rechtbank waarin om aanhouding van de zitting is verzocht. De rechtbank is van oordeel dat als eisers afvalligheid als zelfstandig asielmotief aan hun opvolgende aanvraag ten grondslag hadden willen leggen, zij zulks uitdrukkelijk hadden moeten aangeven. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat ongeloofwaardig bevonden asielmotieven door de staatssecretaris bij een opvolgende aanvraag zonder meer opnieuw moeten worden bekeken. In de vorige procedure is immers al door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, geoordeeld dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet voldoende inzichtelijk hebben gemaakt dat zij afstand hebben genomen van de islam (rechtsoverweging 5.1. en 6.1 van de uitspraak van 17 februari 2020).
12.1.
Gelet op het voorgaande was de staatssecretaris dan ook niet gehouden om afvalligheid als zelfstandig asielmotief te betrekken in deze procedure. Gelet op het feit dat de geloofsgroei op goede gronden niet wordt geloofd door de staatssecretaris, is daarmee gegeven dat er niks veranderd aan het ongeloofwaardig bevonden asielmotief afvalligheid uit de voorgaande procedure.
Element drie: [eiser 1] is homoseksueel
13. [eiser 1] stelt dat in zijn bestreden besluit (en het daarbij ingelaste voornemen) door de staatssecretaris ontoereikend is gemotiveerd waarom hij de homoseksuele geaardheid van [eiser 1] niet gelooft. Zo wijst [eiser 1] op zijn recente activiteiten waarvan hij foto’s heeft, namelijk zijn bezoek aan een homoclub in Amsterdam en deelname aan een protest over de veiligheid van onder andere homo’s in asielzoekerscentra. Verder verwijst [eiser 1] naar zijn zienswijze waarin hij uitgebreid heeft beargumenteerd dat de staatssecretaris tot geloofwaardigheid had moeten komen aan de hand van zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid.
13.1.
[eiser 1] heeft nog een rapport ingebracht van LGBT Asylum Support van
24 augustus 2023. De staatssecretaris kan dit deskundigenrapport niet zomaar opzij schuiven, aldus [eiser 1]. Volgens [eiser 1] blijkt uit het rapport dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de staatssecretaris en daarmee het bestreden besluit geen stand kunnen houden. De staatssecretaris heeft namelijk geen referentiekader bepaald voorafgaand aan het verrichten van de beoordeling en dat had in deze zaak wel gemoeten. Dat referentiekader bestaat eruit dat [eiser 1] vanuit een schaamtecultuur verklaart, homoseksualiteit een taboe is in Irak en [eiser 1] een verlegen en angstig karakter heeft. Als je de vele verklaringen en foto’s van [eiser 1] in het licht van dit referentiekader beoordeelt, dan blijkt daaruit dat de staatssecretaris ten onrechte niet gelooft dat [eiser 1] homo is omdat ondeugdelijk is gemotiveerd dat van [eiser 1] mocht worden verwacht dat hij zijn geaardheid als asielmotief eerder naar voren had gebracht.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte niet gelooft dat [eiser 1] homoseksueel is. De beroepsgronden die op dit relevante element uit het asielrelaas betrekking hebben, slagen dan ook niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
14.1.
Bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een asielrelaas gebaseerd op een homoseksuele geaardheid maakt de staatssecretaris gebruik van werkinstructie 2019/17. Uit WI 2019/17 blijkt dat staatssecretaris toetst of aannemelijk is dat de door de vreemdeling gestelde homoseksuele geaardheid een authentiek verhaal bevat. Het zwaartepunt ligt hierbij op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving, waaronder het proces van ontdekking van de gerichtheid en de manier waarop de vreemdeling daarmee zegt te zijn omgegaan. Daarbij houdt de staatssecretaris bij de beoordeling rekening met de persoonlijkheid en achtergrond van de vreemdeling. Elke vreemdeling heeft immers een eigen referentiekader op basis van onder andere opleiding, culturele achtergrond en levensfase. In de uitspraak van 4 augustus 2021 [5] , heeft de Afdeling verduidelijkt hoe de staatssecretaris asielverzoeken waarin een beroep wordt gedaan op een homoseksuele geaardheid moet beoordelen. Er dient een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaats te vinden van de verklaringen van [eiser 1] over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s. Deze verklaringen dient de staatssecretaris uitdrukkelijk in onderlinge samenhang te bezien én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegde bewijsmateriaal (zoals verklaringen van derden).
14.2.
De staatssecretaris mag niet stellen dat documenten die aan een opvolgende asielaanvraag ten grondslag worden gelegd al geen relevante nieuwe elementen of bevindingen zijn als hij de authenticiteit daarvan niet kan vaststellen of als de documenten niet afkomstig zijn van een objectief verifieerbare bron. Dat blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022 [6] .
Status rapport LGBT Asylum Support
14.3.
Partijen verschillen van inzicht over de vraag wat de status is van een rapport van LGBT Asylum Support in deze procedure. De rechtbank overweegt dat de Afdeling zich hierover al heeft uitgelaten. Op 19 april 2023 heeft de Afdeling geoordeeld dat het aan de staatssecretaris is om een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten, waarbij hij slechts beperkt gewicht hoeft toe te kennen aan rapporten waarin een eigen oordeel wordt gegeven over de gestelde seksuele gerichtheid op basis van de door de vreemdeling afgelegde verklaringen. [7] De rechtbank stelt vast dat het door [eiser 1] ingebrachte rapport van LGBT Asylum Support een rapport als hiervoor genoemd is. Feitelijk verricht LGBT Asylum Support aan de hand van hetzelfde dossier een alternatieve geloofwaardigheidsbeoordeling. De staatssecretaris betoogt daarvan terecht dat de enkele omstandigheid dat een dergelijk rapport tot een andere uitkomst komt, niet betekent dat de door hem verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling ondeugdelijk is. Echter, het rapport van LGBT Asylum Support kan natuurlijk wel terechte kritiek bevatten op de door de staatssecretaris verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
14.4.
In deze situatie is de rechtbank echter van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte voorbij gaat aan het rapport van LGBT Asylum Support. Daartoe stelt de rechtbank voorop dat er voor de staatssecretaris geen verplichting bestaat om in het bestreden besluit expliciet een referentiekader vast te stellen en op te nemen.
14.5.
Vervolgens geldt dat de staatssecretaris niet ten onrechte niet is uitgegaan van het referentiekader zoals [eiser 1] dat voorstaat, althans dat hij daaraan niet het gewicht toekent dat [eiser 1] daaraan toekent. [eiser 1] komt oorspronkelijk uit Irak en in Irak is homoseksualiteit niet alleen een taboe, maar ook strafbaar. Dat zijn aspecten die een rol spelen bij een geloofwaardigheidsbeoordeling. [eiser 1] gaat er echter aan voorbij dat hij al sinds 2015 in Nederland is. Dat is een behoorlijk lange tijd en dan werpt de staatssecretaris [eiser 1] dit punt dan ook niet ten onrechte tegen. Aangezien [eiser 1] al meerdere jaren in Nederland is, doet het afbreuk aan de geloofwaardigheid als [eiser 1] pas in mei 2022 verklaart homo te zijn. De enkele omstandigheid dat [eiser 1] uit Irak afkomstig is, is dan van minder gewicht. Dat geldt zeker voor [eiser 1], omdat hij heeft verklaard al lang voordat hij in Nederland kwam, ermee bekend te zijn dat hij homo is. Dan mag worden verwacht dat [eiser 1] na enige tijd in Nederland die geaardheid wil uiten en (verder) onderzoeken. Dat [eiser 1] zijn geaardheid niet eerder ter sprake heeft gebracht op advies van zijn toenmalige advocaat, is eveneens niet ten onrechte niet geloofd. Immers, [eiser 1] kan niet uitleggen wat voor belang een advocaat daarbij zou hebben en bovendien lijkt uit het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag EDT (onder meer pagina’s 35 en 55) te volgen dat het [naam], leidinggevende van de kerk in Mussel, was die aangaf dat
‘je zoiets niet moet zeggen’. [naam] lijkt degene te zijn geweest die, waarschijnlijk vanwege zijn geloof, moeite had met de door [eiser 1] ter sprake gebrachte homoseksuele geaardheid. Die discrepantie verklaart [eiser 1] niet.
14.6.
Verder overweegt de rechtbank dat het gehoor opvolgende aanvraag een aantal verklaringen van [eiser 1] bevat die, zoals de staatssecretaris op zitting terecht betoogde, een andere indruk geven van het karakter van [eiser 1] dan verklaren uit schaamte en verlegenheid. De rechtbank wijst in dat kader bijvoorbeeld op pagina 35 van het gehoor waarin [eiser 1] verklaart dat hij seks had met een vreemde man in een open keuken terwijl zijn broer dat kon zien en horen. Dat getuigt niet van een verlegen karakter.
Vluchtelingschap en ernstige schade
15. Eisers stellen zich op het standpunt dat, ook wanneer de staatssecretaris niet ten onrechte de betreffende elementen van hun asielrelaas ongeloofwaardig heeft gevonden, er in het geval van eisers nog steeds sprake is van vluchtelingschap, althans van vrees voor ernstige schade, omdat aan eisers in Irak wel de christelijke geloofsovertuiging wordt toegedicht door hun handelen en gedragingen. Dat geldt in het geval van [eiser 1] ook voor de homoseksuele geaardheid.
16. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat als het uitgangspunt is dat de bekering van eisers en de geaardheid van [eiser 1] niet geloofwaardig zijn, niet valt in te zien dat hen bij terugkeer zal worden toegedicht dat zij bekeerd en/of homoseksueel zijn. Van eisers mag worden verwacht dat zij zich niet als zodanig voordoen bij terugkeer in Irak. Dit is niet hetzelfde als het betrachten van terughoudendheid (het discretie-vereiste), omdat dat enkel speelt bij geloofwaardig bevonden gronden voor het verlenen van vluchtelingschap. Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2015 [8] . Verder hebben eisers niet onderbouwd gesteld dat Irak van hun handelen, verklaringen en gedragingen in Nederland op de hoogte zou zijn en al daarom hen homoseksualiteit en/of een christelijke geloofsovertuiging wordt toegedicht.

Conclusie en gevolgen

17. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen verblijfsvergunning asiel ontvangen en terug moeten keren naar Irak.
18. Omdat de staatssecretaris onzorgvuldig is geweest bij het voorbereiden van de bestreden besluiten en de bestreden besluiten op dit punt een gebrek vertonen, ziet de rechtbank aanleiding om de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond.
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 1.674,- en draagt de staatssecretaris op deze kosten aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzitter, en mr. G. Leijten en
mr. A.A.M.J. Smulders, leden, in aanwezigheid van mr. M.B.J Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 20 september 2023
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000/C364/01).