ECLI:NL:RBDHA:2023:1411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7326
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van intrekking AAW/WAO-uitkering

In deze zaak heeft eiser, die sinds 1991 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW), verzocht om herziening van een besluit uit 1994 waarbij zijn uitkering was ingetrokken. De rechtbank Den Haag heeft op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser had in 1994 geen bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn uitkering, waardoor dit besluit in rechte vaststond. In juni 2021 diende eiser een verzoek in om terug te komen van dit besluit, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Eiser stelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en onvoldoende gemotiveerd was, en verwees naar medische keuringen die zouden aantonen dat hij 100% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen nieuwe feiten had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank benadrukte dat de aanvrager verantwoordelijk is voor het aanleveren van nieuwe feiten en dat de late aanvraag van eiser complicaties met zich meebracht, aangezien er geen dossier meer beschikbaar was. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen van het besluit uit 1994 en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S. Jansen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat geen aanleiding bestaat om terug te komen van het besluit van 11 juli 1994.
Bij besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen duidelijk hebben gemaakt geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1. Eiser ontving per 9 januari 1991 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) naar een mate van arbeidsongeschiktheid was 80 tot 100%. Bij besluit van 11 juli 1994 heeft verweerder deze uitkering per 23 augustus 1994 ingetrokken omdat eiser minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt zodat het in rechte is komen vast te staan.
2. Op 14 juni 2021 heeft eiser een verzoek om herziening ingediend van het besluit van 11 juli 1994. Verweerder heeft deze aanvraag in het primaire besluit afgewezen. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard. Er zijn volgens verweerder geen nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden die tot het oordeel leiden dat de intrekking van de AAW/WAO-uitkering bij de beslissing van 11 juli 1994, onjuist is.

Beroepsgronden

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Eiser wijst erop dat uit de meerdere medische keuringen die hebben plaatsgevonden naar voren komt dat hij 100% arbeidsongeschikt is. Ook vindt eiseres dat hij onder het bereik valt van het Meldpunt Herstelactie.
De beoordeling of er sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden
4.1
Op grond van artikel 4:6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de aanvrager, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 van de Awb de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
4.2
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd. De rechtbank verwijst hiervoor naar de vaste rechtspraak. [1]
5. De rechtbank stelt vast dat eiser een verzoek om herziening heeft ingediend van het besluit van 11 juli 1994 waarbij de AAW/WAO-uitkering is ingetrokken. Gelet op de door verweerder gehanteerde afwijzingsgrond, zal de rechtbank beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb en, zo ja, of verweerder daarin aanleiding had moeten vinden om het oorspronkelijke besluit 11 juli 1994 te herzien. Zo nee, dan dient nog te worden beoordeeld of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd zoals hiervoor, onder punt 4.2, bedoeld. In het herzieningsverzoek van eiser staan geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden vermeld. Eiser heef in bezwaar wel een aantal medische rapporten overgelegd, waaruit blijkt dat medische onderzoeken hebben plaatsgevonden in het kader van de bijstand. Die rapporten zijn echter van 3 maart 2008 en 5 maart 2010 en de hierin vermelde onderzoeksbevindingen hebben betrekking op die data. Er is geen medische informatie beschikbaar die ziet op 23 augustus 1994. Uit de beschikbare medische rapporten blijkt wel dat eiser last heeft van ernstige psychische klachten, maar die zijn niet terug te voeren tot 1994. Verweerder mocht het herzieningsverzoek dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluit. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank, in het licht van wat eiser in het voorliggende geval heeft aangevoerd, geen aanleiding.
7. De rechtbank stelt daarbij tevens vast dat eiser op een vrij laat moment een verzoek om herziening heeft ingediend. Er is inmiddels heel veel tijd verstreken en dat maakt het lastig te beoordelen, mede omdat er geen dossier meer van eiser beschikbaar is, zo begrijpt de rechtbank uit het primaire besluit. De rechtbank wijst op de vaste rechtspraak die in een dergelijk geval van toepassing is. [2] Die rechtspraak houdt in dat ook bij een nieuwe inhoudelijke beoordeling gericht op het verleden, eventuele onduidelijkheid over de medische situatie in het verleden die voortvloeit uit de late aanvraag, voor rekening en risico van de aanvrager komt.
8. De rechtbank vindt ook dat verweerder afdoende heeft gemotiveerd dat het ‘Meldpunt Herstelactie’ niet van toepassing is op eiser. Zoals uit het bestreden besluit blijkt is dit meldpunt specifiek bedoeld voor een groep mensen die in de periode van 2006 tot 2010 een WIA-uitkering kregen en daarna abusievelijk buiten beeld zijn geraakt. Deze situatie is in deze zaak niet van toepassing.
9. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Er bestaat daarom geen aanleiding om terug te komen van het besluit van 11 juli 1994
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4306.