ECLI:NL:RBDHA:2023:14031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortzetting ZW-uitkering voor ex-werknemer door eigenrisicodrager

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Transport People B.V. en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Transport People B.V., een uitzendbureau en eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW), heeft beroep ingesteld tegen de ongewijzigde voortzetting van de ZW-uitkering van een ex-werknemer. De werknemer, die sinds 1 oktober 2020 ziek was, ontving een ZW-uitkering die door het Uwv per 30 september 2021 ongewijzigd werd voortgezet. Eiseres stelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door zijn tweede baan te verzwijgen en dat de verzekeringsartsen te zware beperkingen hadden aangenomen.

De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld. De verzekeringsarts had vastgesteld dat de werknemer ongeschikt was voor zijn functie als vrachtwagenchauffeur, en de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van de werknemer, die onder andere varices en chronische insufficiëntie betroffen, correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de werknemer niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten en dat de ZW-uitkering terecht ongewijzigd was voortgezet.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/4705

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

Transport People B.V., te Den Haag, eiseres

(gemachtigden: M.H. Delbar-Schrijber en I. Sevinc),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

In het besluit van 20 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die [naam] (werknemer) op grond van de Ziektewet (ZW) per 30 september 2021 ontvangt ongewijzigd voortgezet.
In het besluit van 22 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 11 augustus 2023 ter zitting behandeld. Partijen hebben heeft zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Geen toestemming
1. Werknemer heeft het formulier waarmee hij de rechtbank al dan niet toestemming kan verlenen voor het toezenden van stukken aan eiseres die medische gegevens bevatten, niet retour gestuurd. De bedoelde toestemming is daarom niet gegeven. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van werknemer daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2. Transport People B.V. (eiseres) is een uitzendbureau gespecialiseerd in transport en logistiek. Eiseres is eigenrisicodrager voor de ZW. Werknemer was vanaf 16 mei 2020 als vrachtwagenchauffeur in dienst bij eiseres voor gemiddeld 51,44 uur per week. Op
1 oktober 2020 viel hij voor dit werk uit met klachten aan zijn linkerbeen. Ook had hij last van psychische klachten. Aan werknemer is vanaf 5 oktober 2020 een ZW-uitkering toegekend. Werknemer was vanaf 1 augustus 2020 ook als vrachtwagenchauffeur (oproepkracht) in dienst van Tempo Logistics B.V, voor welk werk hij zich niet heeft ziekgemeld.
De besluitvorming
3.1
In het kader van de zogeheten eerstejaars ZW-beoordeling is op 26 oktober 2021 een medisch onderzoek verricht door een verzekeringsarts. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat werknemer ongeschikt is voor de maatgevende functie (vrachtwagenchauffeur in dienst bij eiseres), omdat zijn belastbaarheid bij het verrichten van de werkzaamheden overschreden wordt. De beperkingen die werknemer als gevolg van zijn klachten heeft, zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 oktober 2021.
3.2
Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies geselecteerd. Op basis van die functies kan werknemer minder dan 65% van zijn laatste loon verdienen. In het primaire besluit stelt verweerder zich daarom op het standpunt dat de ZW-uitkering ongewijzigd dient te blijven.
3.3
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 20 mei 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 15 juni 2022.
Standpunt van eiseres
4.1
Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld door het verzwijgen van zijn tweede baan. Ook is eiser niet eerlijk geweest over de werkomstandigheden waarvan bij eiseres sprake was.
4.2
Verder voert de arts-gemachtigde van eiseres aan dat de verzekeringsartsen van het Uwv te zware beperkingen hebben aangenomen voor de items staan en lopen in de FML. Hij vindt dat een medische onderbouwing hiervan ontbreekt. De arts-gemachtigde wijst er daarbij op dat er bij het onderzoek van de eerste verzekeringsarts weliswaar zichtbare varices in het linker onderbeen waren, maar een actieve ontsteking of flebitis is niet geobjectiveerd. Blijkbaar was de wond al geheeld. Op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen vindt hij dat werknemer in staat is om 15 tot 30 minuten aaneen te lopen of te staan en dat hij 2 tot 3 uur moet kunnen lopen of staan tijdens het werk, mits dit afgewisseld wordt met zitten. Hierbij heeft hij opgemerkt dat het algemeen bekend is dat zowel lang staan als veel zitten varices in de hand werkt. Door veel te bewegen, zoals lopen, ontstaat er juist een goede doorstroming van bloed en vermindert de druk in de aderen, met klachtenreductie tot gevolg.
De arts-gemachtigde wijst er ook op dat werknemer in zijn functie als vrachtwagenchauffeur met het aangedane linkerbeen de koppeling niet hoeft te bedienen omdat er in de vrachtwagen een automaat zit en dat ook lopen en staan gedurende minstens anderhalf uur per dag medisch haalbaar voor hem moeten zijn. Hij acht werknemer per de datum in geding arbeidsgeschikt voor zijn eigen werk.
4.3
Verder voert de arts-gemachtigde aan dat het gelet op de aard en de ernst van de aandoening op de weg van de verzekeringsarts b&b ligt om de werknemer uit te nodigen voor een fysiek spreekuuronderzoek. Doordat de verzekeringsarts b&b alleen maar dossieronderzoek heeft gedaan is sprake geweest van een onzorgvuldig onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of het standpunt van verweerder dat de werknemer ongeschiktheid is voor zijn eigen werk, juist is. De primaire beroepsgrond van eiseres valt buiten de omvang van dit geding omdat het al dan niet verwijtbare handelen van de werknemer los staat van de vraag of werknemer al dan niet geschikt is voor zijn eigen werk.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
7.1
De verzekeringsarts heeft werknemer op 26 oktober 2021 op het spreekuur gezien waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Hierbij is naar voren gekomen dat eiser niet voldoet aan de criteria om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen. De beperkingen van eiser zien met name op het dynamische handelen en de statische houdingen vanwege de varices in het linkerbeen. Ook zijn enkele beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Deze beperkingen staan vermeld in de FML van 26 oktober 2021. Met betrekking tot het lopen (tijdens het werk) gelden beperkingen voor de items 4.16.2 (kan ongeveer een kwartier achtereen lopen) en 4.17.2 (kan zo nodig gedurende een beperkt deel van de werkdag (ongeveer 1 uur) lopen). Hetzelfde geldt voor het staan (tijdens het werk). Uit item 5.3.2 blijkt dat eiser ongeveer een kwartier achtereen kan staan en uit item 5.4.2 blijkt dat eiser zo nodig gedurende een beperkt deel van de werkdag kan staan (ongeveer 1 uur). Verder staat in de FML vermeld dat werknemer geen pedaal kan bedienen met zijn linkervoet.
7.2
De verzekeringsarts b&b S. Gajadin heeft in bezwaar een medisch onderzoek verricht. Hierbij stond de vraagstelling van de arbeidsdeskundige b&b centraal. Die vraag houdt in of werknemer 1,5 uur per dag kan lopen (met een elektrische pompwagen) in combinatie met de afwisseling van zitten. Ter beantwoording van deze vraag is door de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht. Hierbij is naar voren gekomen dat bij de werknemer sprake was van een verergering van lang bestaande klachten als gevolg van een aandoening aan het linkerbeen, waarbij overbelasting mogelijk een rol speelt. Gezien de aard van de medische problematiek is het de werknemer afgeraden om werkzaamheden te verrichten waarin lang staan en lang lopen voorkomt. Ook fysiek zwaar werk dient werknemer te vermijden. De beperkingen die hierop zien komen volgens de verzekeringsarts b&b goed tot uiting in de FML die is opgesteld door de eerste verzekeringsarts. Het antwoord van de verzekeringsarts b&b op de vraag van de arbeidsdeskundige b&b is dat 1,5 uur per dag lopen in combinatie met (afwisselend) zitten, de belastbaarheid van de werknemer overschrijdt.
7.3
Naar aanleiding van het beroep heeft verzekeringsarts b&b S.H. Vegt een aanvullend rapport van 13 februari 2023 opgesteld. Deze verzekeringsarts is het niet eens met het standpunt van de arts-gemachtigde dat bij de aandoening varices veel bewegen van belang is om de kuitspieren te gebruiken. Lopen zou hierdoor volgens de arts-gemachtigde minder beperkt zijn dan staan en zitten. De verzekeringsarts b&b heeft in dit verband opgemerkt dat er bij de werknemer niet alleen sprake is van varices, maar ook van chronische insufficiënte waarbij zelfs sprake was van een ulcus crusis (een slecht genezende open wond). Aangezien een ulcus crusis meestal optreedt in het eindstadium van de veneuze insufficiëntie is er al sprake van een fors probleem in de terugvloed van bloed. Dit is niet volledig op te lossen met geregeld lopen en het dragen van een steunkous. Daarbij heeft de werknemer pijnklachten aan zijn onderbeen waardoor hij pijn heeft bij het lopen, met als gevolg dat hij slechts korte stukjes loopt. Door deze combinatie van klachten gelden er voor werknemer flinke beperkingen in zowel lopen als staan. De verzekeringsarts b&b vindt daarom dat er wel degelijk een medische grond is om de werknemer veel beperkter te achten dan de arts-gemachtigde stelt. Hierbij gaat het om lopen en staan tot maximaal 15 minuten aaneen (liefst kortere stukjes) met een totale duur van ongeveer 1 uur maximaal per dag.
8. Ter zitting is naar voren gekomen dat de arts-gemachtigde van eiseres het niet eens is met de conclusie van verzekeringsarts b&b Vegt. Hij volhardt - kort samengevat - in zijn standpunt dat veel bewegen bij dergelijke klachten kan zorgen voor klachtenreductie en dat minder zware beperkingen van toepassing zijn.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. De eerste verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht,
een sociaal medische anamnese afgenomen en een lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Hierbij waren bij de werknemer de varices zichtbaar aan het linker onderbeen.
De verzekeringsarts b&b heeft ook dossieronderzoek verricht. Zijn bevindingen heeft deze arts op 20 mei 2022 inzichtelijk gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank de klachten van de werknemer op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b de vraag of eiser 1,5 uur per dag kan lopen (met een elektrische pompwagen) in combinatie met afwisselend zitten, op heldere wijze heeft beantwoord in het rapport. Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep waaruit volgt dat er geen regel is die voorschrijft dat een verzekeringsarts b&b aanwezig moet zijn tijdens een hoorzitting of zelf lichamelijk onderzoek dient te verrichten. [1] De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b in dit geval kon volstaan met dossierstudie.
Is de medische beoordeling juist?
10.1
In wat namens eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de conclusies van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsartsen b&b met betrekking tot de vastgestelde lichamelijke beperkingen van eiser. Hierbij is van belang dat de klachten (varices) zijn geobjectiveerd bij het lichamelijke onderzoek van de eerste verzekeringsarts. Ook acht de rechtbank van belang dat bij de werknemer niet alleen sprake is van varices, maar ook van chronische insufficiënte, met in het verleden ulcus cruris (een slecht genezende open wond) en pijnklachten aan het linkeronderbeen. Verzekeringsarts b&b Vegt heeft in het nadere rapport van 13 februari 2023 op heldere wijze gemotiveerd waarom werknemer vanwege deze combinatie van klachten, flink beperkt is voor lopen en staan. De rechtbank leidt hieruit af dat het gaat om objectief medisch vastgestelde beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsartsen b&b afdoende hebben gemotiveerd dat de beperkingen die uit de klachten voortvloeien, op juiste wijze zijn vastgelegd in de FML en dat werknemer vanwege deze beperkingen ongeschikt was voor het verrichten van zijn eigen werk, ook als het klopt dat werknemer gebruikte maakte van hulpmiddelen bij de uitvoering hiervan (elektrische pompwagen, automatische transmissie en cruisecontrol). Bij het uitvoeren van het eigen werk is namelijk sprake van een overschrijding van de belastbaarheid, in elk geval ten aanzien van het lopen (anderhalf uur per dag in plaats van de maximaal toelaatbare 1 uur lopen per dag).
10.2
Wat de arts-gemachtigde in beroep heeft aangevoerd, legt tegenover het gemotiveerde medische oordeel van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsartsen b&b onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan minder beperkingen aan te nemen dan zijn neergelegd in de FML. Zijn standpunt lijkt namelijk vooral gebaseerd te zijn op algemene (medische) informatie over de aandoening. Hij heeft de werknemer niet zelf gezien.
11. Het voorgaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit op goede gronden berust. De beroepsgronden die hierop zien treffen geen doel.
12. Aangezien eiser met het vervullen van de geduide voorbeeldfuncties minder dan 65% van zijn laatste loon kan verdienen, heeft verweerder de ZW-uitkering per
30 september 2021 terecht ongewijzigd voortgezet.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.